Met een kort KB van 24 januari 2006 heeft de betrokken minister een ambtenaar aangewezen voor de sociale pensioenstelsels (zoals voorzien was in de WAP).
KB van 24/01/2006 tot aanwijzing van de ambtenaar in het kader van de sociale pensioenstelsels
Met een kort KB van 24 januari 2006 heeft de betrokken minister een ambtenaar aangewezen voor de sociale pensioenstelsels (zoals voorzien was in de WAP).
KB van 24/01/2006 tot aanwijzing van de ambtenaar in het kader van de sociale pensioenstelsels
De vraag rees hoe de reglementering inzake medische onderzoeken zich verhoudt ten aanzien van onthaalstructuren. Meer bepaald is de vraag of bij de overgang naar een onthaalstructuur een medisch onderzoek kan worden opgelegd en zo ja, welke gevolgen daaraan verbonden mogen worden. De WAP heeft deze materie niet uitputtend geregeld.
Continue reading “Toelaatbaarheid van medische onderzoeken in het kader van een onthaalstructuur”
Een bonusplan is een type pensioenstelsel waarbij de betaling van de premie en/of de omvang ervan worden gekoppeld aan het bedrijfsresultaat. De vraag rees of dergelijke plannen wel in overeenstemming zijn met de wet op aanvullende pensioenen, meer bepaald met artikel 14, §3, 2° dat een verbod instelt om de toekenning van een pensioentoezegging afhankelijk te maken van een bijkomende beslissing van de inrichter of de pensioeninstelling en met artikel 23, dat verbiedt dat pensioenreglementen op dusdanige wijze worden omschreven dat de verplichting om uiterlijk na één jaar aansluiting verworven reserves toe te kennen wordt omzeild.
De CBFA bekijkt of de reserves die samengesteld werden voor 1 januari 2004, eveneens kunnen overgedragen worden naar een nieuwe pensioeninstelling zoals de WAPZ toelaat.
Vermits de 4%-regel uit de WAP uitgaat van een actualisatie-principe is het aan te bevelen om bij de toetsing van een pensioenformule ook volgens dit principe (eerder dan het principe van kapitalisatie) te werken vermits dit tot andere conclusies kan leiden inzake de gediscrimineerde categorie.
Pensioenstelsels die onmiddellijk aansluiten dienen toch een (theoretische) beginleeftijd voor de eerste leeftijdscategorie te vermelden teneinde de trapjesregel te kunnen verifiëren. Bij ontstentenis wordt die leeftijd verondersteld 18 jaar te zijn;
Voor plannen met een forfaitaire bijdrage (geen percentage van het loon) wordt de regel toegepast op de forfaitaire bedragen;
Voor plannen met een bijdrage van het type x%S1 + y%S2 moeten de percentages op S1 en op S2 afzonderlijk aan de trapjesregel voldoen;
De regel mag toegepast worden op de som van de bijdragepercentages van de werkemer en de werkgever voor zover die toegepast worden op dezelfde lonen (loonschijven);
Voor plannen van het type cash balance en voor de (persoonlijke) bijdragen in een vaste prestatiesplan is de trapjesregel niet van toepassing (geen verhoging per leeftijd toegestaan);
De commissie pleit niettemin voor een uitbreiding van de trapjesregel tot die types plannen.
Bij plannen waarbij de bijdrage varieert in functie van de anciënniteit en elke anciënniteitsschijf verder opgsplitst wordt in functie van de leeftijd moet de regel per anciënniteitscategorie geverifieerd worden.
De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) legt aan de inrichters de verplichting op om jaarlijks, per categorie van werknemers, het aantal individuele pensioentoezeggingen toegekend in het afgelopen jaar en het bewijs dat in de onderneming voor alle werknemers een pensioenstelsel bestaat, mee te delen.
Deze wettelijke verplichting tot mededeling geldt enkel voor individuele pensioentoezeggingen aan werknemers.
In deze circulaire wordt gepreciseerd hoe de wettelijk vereiste gegevens verstrekt dienen te worden aan de CBFA en tegen welke datum dit dient te gebeuren.
Ontwerp van koninklijk besluit tot aanwijzing van de ambtenaar in het kader van de sociale pensioenstelsels.
Advies nr. 9 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen
Advies nr. 9 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (bijlage)
De Commissie meent dat het belangrijk is om de invoering en ontwikkeling van sociale pensioentoezeggingen goed te laten verlopen en te bevorderen. Het is dan ook aangewezen dat er op voorhand maximale rechtszekerheid zou bestaan met betrekking tot het al dan niet sociale karakter van een collectieve pensioentoezegging. De Commissie meent dat er middelen zijn om de rechtszekerheid te verhogen. Praktische en voldoende gedetailleerde richtlijnen dienen te worden uitgewerkt. Deze richtlijnen hebben betrekking op die elementen die bij een controle op het sociaal statuut in aanmerking zullen worden genomen. Deze richtlijnen moeten publiek zijn. Omwille van de tweeledigheid van de controle op het statuut (fiscaal en sociaal), spelen zowel de CBFA als de fiscale administratie, als controlerende instanties, een belangrijke rol. De Commissie wijst dan ook op de noodzaak van een geconcerteerde visie tussen de CBFA en de fiscale autoriteiten. De erkenning van het sociale karakter van een collectieve pensioentoezegging door één van de betrokken administraties moet ook de erkenning impliceren voor de andere administraties, zodat tegenstrijdige beslissingen zouden kunnen worden vermeden.
Voor de WAP bestond een ongelijke behandeling tussen voorzorgsinstellingen, bedrijfsleidersverzekeringen en groepsverzekering voor wat betreft de opname van kapitaal of afkoopwaarden aan gunstige voorwaarden. Voor voorzorgsinstellingen/bedrijfsleidersverzekeringen was een werkelijke pensionering nodig, wat betekent dat de activiteit definitief moet stopgezet worden, om het tarief voorzien in art. 171, 4°, g WIB te verkrijgen, en dit in tegenstelling tot groepsverzekeringen waar het kapitaal ook aan dit tarief werd belast bij het einde van het contract of binnen de 5 jaar daaraan voorafgaand, dus zonder de vereiste van effectieve pensionering of stopzetting activiteiten.
Deze ongelijkheid wordt opgegeven door de WAP, maar in de overgangsbepalingen op artikel 27 tot 31/12/2009 voor de bestaande contracten, voorziet artikel 93 in het instandhouden van de ongelijke behandeling.
Een aangeslotene die vraagt om zijn kapitaal om te zetten in een rente heeft minimaal recht op het bedrag dat wordt vastgesteld met de sterftetafels MR-5/FR-5.
Het KB van 9 maart 2005 keurt het voorstel goed van de CBFA dat deze sterftetafels heeft vastgesteld.
Reglement van de CBFA mbt de vaststelling van de sterftetafels voor omzetting van kapitaal in rente