Pensioen: discriminatie op grond van burgerlijke staat of sexuele geaardheid

Als antwoord op een prejudiciële vraag, ingediend door het Arbeitsgericht Hamburg, stelt het Hof van Justitie dat de gecombineerde bepalingen van de artikelen 1, 2 en 3, lid 1, sub c, van richtlijn 2000/78 in de weg staan aan een nationale bepaling van de deelstaat Hamburg, op grond waarvan een pensioenontvanger die een levenspartnerschap is aangegaan, een aanvullend ouderdomspensioen ontvangt dat lager is dan dat van een gehuwde pensioenontvanger die niet duurzaam gescheiden leeft, indien

  • in de betrokken lidstaat het huwelijk is voorbehouden aan personen van verschillend geslacht, terwijl daarnaast een levenspartnerschap zoals dat waarin is voorzien bij het Gesetz über die Eingetragene Lebenspartnerschaft van 16 februari 2001, bestaat, dat is voorbehouden aan personen van hetzelfde geslacht, en
  • er een directe discriminatie is op grond van de seksuele geaardheid, doordat bedoelde levenspartner zich naar nationaal recht in een situatie bevindt die, wat bedoeld pensioen betreft, juridisch en feitelijk vergelijkbaar is met die van een gehuwde persoon. De beoordeling van de vergelijkbaarheid behoort tot de bevoegdheid van de verwijzende rechter en moet worden toegespitst op de respectieve rechten en verplichtingen van gehuwden en personen die een levenspartnerschap hebben gesloten, zoals deze zijn geregeld in het kader van de desbetreffende instituten, die, gelet op het voorwerp en de voorwaarden voor de toekenning van de betrokken prestatie, relevant zijn.

HvJ 10 mei 2011, C-147/08, Römer vs Hamburg.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nieuwsbrief nr. 4