Advies nr. 13 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De definitie van “aangeslotene” is in de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna “WAP” genoemd) uitgebreid ten opzichte van de wet “Colla”. De gewezen werknemers die nog steeds van actuele of uitgestelde rechten genieten volgens het pensioenreglement/de pensioenovereenkomst worden immers ook beschouwd als aangeslotenen.

Naar gelang de invulling van deze definitie kan de wet anders geïnterpreteerd worden. Bovendien zijn er tal van andere vragen en onduidelijkheden met betrekking tot de “slapers”.

Omwille hiervan heeft de Commissie voor Aanvullende Pensioenen het initiatief genomen om een werkgroep “slapers” op te richten. De werkgroep had als doelstelling om deze problematiek te bekijken, te analyseren welke problemen er zijn en, eventueel waar nodig, een advies te formuleren om bijvoorbeeld de wetgeving aan te passen.

De werkgroep stelde vast dat er verschillende visies mogelijk zijn op de rechten van de aangeslotenen/slapers/ mensen in de onthaalstructuur. Terwijl werknemers en gepensioneerden vooral aandacht hebben voor een zo groot mogelijke keuzevrijheid en een maximaal behoud van rechten, vinden werkgevers en pensioeninstellingen rechtszekerheid en duidelijkheid over de financiële gevolgen minstens even belangrijk. De werkgroep heeft geprobeerd bij haar bespreking rekening te houden met de belangen van alle partijen.

Advies nr. 13 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 12 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Voor wat betreft de bepaling van de solidariteitsprestaties die verband houden met perioden van tijdelijke werkloosheid moeten de sociale partners in sectorale pensioenstelsels beschikken over een ruime appreciatiemarge om rekening te kunnen houden met de economische omstandigheden van de sector.

Advies nr. 12 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 11 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

 Artikel 14, § 1, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna « WAP » genoemd) stelt als beginsel dat elke inrichter die een pensioenstelsel invoert, geen ongeoorloofd onderscheid mag maken tussen de werknemers.

De toepassing van dit beginsel blijkt in de praktijk heel wat vragen op te roepen. De complexiteit van de anti-discriminatieproblematiek is onder meer het gevolg van de interactie tussen de verschillende Belgische reglementeringen en Europese richtlijnen, die niet altijd rechtstreeks betrekking hebben op aanvullende pensioenen.

Bovendien zijn volgens het grondwettelijk principe van de scheiding der machten enkel de hoven en rechtbanken bevoegd om interpretatievragen over wetten en regelgevende teksten op te lossen.

Dit advies is gebaseerd op een document opgesteld door een werkgroep van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen, waaraan ook de Commissie voor het Bank-, Financie en Assurantiewezen en het Centrum voor gelijke kansen en voor racismebestrijding hebben meegewerkt. Deze laatste twee instellingen zijn niet gebonden door dit advies dat louter uitgaat van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen.

Advies nr. 11 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 10 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Vermits de 4%-regel uit de WAP uitgaat van een actualisatie-principe is het aan te bevelen om bij de toetsing van een pensioenformule ook volgens dit principe (eerder dan het principe van kapitalisatie) te werken vermits dit tot andere conclusies kan leiden inzake de gediscrimineerde categorie.

Pensioenstelsels die onmiddellijk aansluiten dienen toch een (theoretische) beginleeftijd voor de eerste leeftijdscategorie te vermelden teneinde de trapjesregel te kunnen verifiëren. Bij ontstentenis wordt die leeftijd verondersteld 18 jaar te zijn;

Voor plannen met een forfaitaire bijdrage (geen percentage van het loon) wordt de regel toegepast op de forfaitaire bedragen;

Voor plannen met een bijdrage van het type x%S1 + y%S2 moeten de percentages op S1 en op S2 afzonderlijk aan de trapjesregel voldoen;

De regel mag toegepast worden op de som van de bijdragepercentages van de werkemer en de werkgever voor zover die toegepast worden op dezelfde lonen (loonschijven);

Voor plannen van het type cash balance en voor de (persoonlijke) bijdragen in een vaste prestatiesplan is de trapjesregel niet van toepassing (geen verhoging per leeftijd toegestaan);

De commissie pleit niettemin voor een uitbreiding van de trapjesregel tot die types plannen.

Bij plannen waarbij de bijdrage varieert in functie van de anciënniteit en elke anciënniteitsschijf verder opgsplitst wordt in functie van de leeftijd moet de regel per anciënniteitscategorie geverifieerd worden.

Advies nr. 10 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 8 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De Commissie meent dat het belangrijk is om de invoering en ontwikkeling van sociale pensioentoezeggingen goed te laten verlopen en te bevorderen. Het is dan ook aangewezen dat er op voorhand maximale rechtszekerheid zou bestaan met betrekking tot het al dan niet sociale karakter van een collectieve pensioentoezegging. De Commissie meent dat er middelen zijn om de rechtszekerheid te verhogen. Praktische en voldoende gedetailleerde richtlijnen dienen te worden uitgewerkt. Deze richtlijnen hebben betrekking op die elementen die bij een controle op het sociaal statuut in aanmerking zullen worden genomen. Deze richtlijnen moeten publiek zijn. Omwille van de tweeledigheid van de controle op het statuut (fiscaal en sociaal), spelen zowel de CBFA als de fiscale administratie, als controlerende instanties, een belangrijke rol. De Commissie wijst dan ook op de noodzaak van een geconcerteerde visie tussen de CBFA en de fiscale autoriteiten. De erkenning van het sociale karakter van een collectieve pensioentoezegging door één van de betrokken administraties moet ook de erkenning impliceren voor de andere administraties, zodat tegenstrijdige beslissingen zouden kunnen worden vermeden.

Advies nr. 8 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 7 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Voor de WAP bestond een ongelijke behandeling tussen voorzorgsinstellingen, bedrijfsleidersverzekeringen en groepsverzekering voor wat betreft de opname van kapitaal of afkoopwaarden aan gunstige voorwaarden. Voor voorzorgsinstellingen/bedrijfsleidersverzekeringen was een werkelijke pensionering nodig, wat betekent dat de activiteit definitief moet stopgezet worden, om het tarief voorzien in art. 171, 4°, g WIB te verkrijgen, en dit in tegenstelling tot groepsverzekeringen waar het kapitaal ook aan dit tarief werd belast bij het einde van het contract of binnen de 5 jaar daaraan voorafgaand, dus zonder de vereiste van effectieve pensionering of stopzetting activiteiten.

Deze ongelijkheid wordt opgegeven door de WAP, maar in de overgangsbepalingen op artikel 27 tot 31/12/2009 voor de bestaande contracten, voorziet artikel 93 in het instandhouden van de ongelijke behandeling.

Advies nr. 7 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De commissie stelt, na kennisname van een aantal technische nota’s die door sommige van haar leden voorgesteld werden, vast dat er in de uitvoeringsbesluiten bij de wet betreffende de aanvullende pensioenen en de wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen een definitie van de normale pensioenleeftijd wordt gegeven die voor problemen zorgt. Deze definitie leidt tot toepassingsproblemen, meer bepaald tot incoherenties wat betreft de behandeling van de aangeslotenen op het vlak van de berekening van de verworven reserves, in functie van hun leeftijd, dienstjaren en het tewerkstellingspercentage. Voor enkele concrete voorbeelden,  zie bijlage.

De commissie vraagt dat de bevoegde instanties de wetgeving zodanig zouden aanpassen dat die incoherentie verdwijnt.

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (bijlage)

Advies nr. 5 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De Commissie keurt het advies, dat uitgewerkt werd in een werkgroep samengesteld uit leden van de Commissie en de Raad voor Aanvullende Pensioenen en dat opgenomen is in bijlage, unaniem goed. Dit advies – hierna werkgroepadvies genaamd – maakt integraal deel uit van het advies nummer 5 vanwege de Commissie.

In het werkgroepadvies wordt de bestaande 80 %-regel qua methodologie niet in vraag gesteld, maar worden wel suggesties aangereikt om de praktische berekening ervan te vereenvoudigen. De Commissie wijst de Overheid erop dat de bijlagen aan het werkgroepadvies integraal deel uitmaken van het werkgroepadvies en zeer pertinente suggesties bevatten.

Advies nr. 5 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 5 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (bijlage)

Advies nr. 4 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De Commissie stelt vast dat artikel 67 van de WAP in de mogelijkheid voorziet dat voorzorgsinstellingen worden opgericht in een andere rechtsvorm dan deze die momenteel toegelaten zijn.

In de mate dat de huidig toegelaten juridische vehikels van voorzorgsinstellingen niet steeds geschikt of aangepast zijn, vraagt de Commissie aan de bevoegde instanties om werk te maken van de creatie van een nieuwe rechtspersoon die aangepast is aan het beheer van een voorzorgsinstelling en aangepast is aan de vereisten gesteld door de WAP.

Advies nr. 4 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen