Sectorrapport inspectie actuariële functie

Een IBP moet de verantwoordelijken voor haar sleutelfuncties en hun eventuele medewerkers in staat stellen om hun taken daadwerkelijk op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier te vervullen.

Om de naleving van deze wettelijke verplichting in de praktijk na te gaan heeft de FSMA een inspectiecampagne op het getouw gezet. De inspecties waren in het bijzonder gericht op het onderzoek van de onafhankelijke werking van de actuariële functie alhoewel die problematiek ook bij andere sleutelfuncties kan voorkomen.

Het opzet van de inspecties was het onderzoek van het beheer van het belangenconflict dat kan voortvloeien uit het samengaan in hoofde van dezelfde dienstverlener van de uitoefening voor eenzelfde IBP van de actuariële functie enerzijds en operationele taken of consultancyopdrachten anderzijds, voor zover die taken of opdrachten relevant zijn voor de actuariële functie of binnen haar controledomein vallen.

De FSMA heeft haar bevindingen met betrekking tot de inspectiecampagne in een globaal sectorrapport gebundeld. De FSMA geeft in dit verslag ook meer toelichting bij de kwalificatie van het belangenconflict in het kader van de uitoefening van de actuariële functie en van andere werkzaamheden door perso(o)n(en) die de actuariële functie vervul(t)(len). Verder formuleert de FSMA een aantal goede praktijken en verbeterpunten.

sectorverslag NL

Nieuwe cijfers voor sterftetafels en levensverwachting

Statbel (FOD Economie) publiceert nieuwe sterftetafels en levensverwachtingen voor België.

Voor de sterftetafels van 1988-1990 en volgende wordt als bron het Rijksregister van de natuurlijke personen gebruikt, zowel voor de overlijdens en de geboorten als voor de bevolking. Door zich te beperken tot één en dezelfde bron is de coherentie van de resultaten gegarandeerd.

De sterftetafels worden jaarlijks opgesteld per geslacht, voor het Rijk en per Gewest. Verder zijn ook meer gedetailleerde tabellen beschikbaar, eveneens per geslacht (België, per Gewest en provincie, Belgen en buitenlanders). Om toevallige schommelingen door te kleine aantallen te vermijden worden ze opgesteld voor 3 opeenvolgende jaren samen.

Die tabellen geven naar leeftijd de sterftekans, de overlevingskans, het aantal overlevenden, het aantal overlijdens en de levensverwachting weer (in de hypothese dat de bevolking zou worden blootgesteld aan dezelfde sterfte als waargenomen in een bepaald jaar). De levensverwachting bij de geboorte komt overeen met het gemiddeld aantal jaren dat een pasgeborene mag hopen te leven als hij zijn hele leven lang zou worden blootgesteld aan de sterfte zoals die was in zijn geboortejaar.

De levensverwachting bij de geboorte is samen met andere indicatoren een goede demografische indicator voor de levensomstandigheden en de gezondheid van de bevolking in België.

sterftetafels_versie 1_tcm325-63732

Prospectieve sterftequotiënten per geslacht en uniseks

Het Federaal Planbureau publiceert een nieuwe studie over prospectieve sterftetafels per geslacht en uniseks.

Het eerste deel van deze studie omvat een herziening van de algemene methode voor de opmaak van de prospectieve sterftequotiënten voor de hoge leeftijden, zoals voorgesteld in WP20 van 2004. Bijzondere aandacht werd besteed aan de gevoeligheid van de resultaten voor de belangrijkste parameters. Daarna volgt een projectie per geslacht waarin de nieuwe waarnemingen voor de jaren 2002 tot 2007 zijn opgenomen.

In het tweede deel wordt een berekeningsmethode voor de uniseks prospectieve sterftequotiënten ontwikkeld die gebaseerd is op een theoretische opdeling van de bevolking naar geslacht. De resultaten van de uniseks projectie die voortvloeien uit die nieuwe methode worden voorgesteld en vergeleken met de resultaten van de klassieke methode.

Publicatie

Prospectieve sterftetafels

Bron: Federaal Planbureau, 4/02/2010

Actuariële berekeningsbasis van het aanvullend pensioen

Een werknemer vordert de betaling van bijkomende werkgeversbijdragen in de groepsverzekering, omdat hij vindt dat zijn aanvullend pensioen moet berekend worden op een PBO-basis (projected benefit obligation).

De beëindigingovereenkomst met zijn werkgever voorziet dat “de verworven rechten zoals bepaald in het pensioenplan zullen worden berekend met inachtneming van de beëindigingdatum van 31 maart 2007 zelfs indien de partijen een vervroegde beëindigingdatum zouden overeenkomen. Het bedrag verbonden aan de verworven rechten en verworven voordelen zal op de dag van de beëindigingdatum worden berekend volgens de standaardprocedure. Een niet bindende illustratie, gebaseerd op heden geldende informatie, is aangehecht ter informatie.

Volgens de werknemer wordt er met de verwijzing naar de standaardprocedure bedoeld dat hij kan genieten van de regeling toepasselijk bij verwerende partij in haar vestiging te Gent (PBObasis).

De werkgever stelt dat het systeem van de TBE te Brussel van toepassing is (ABO-basis – accured benefit obligation).

De arbeidsrechtbank oordeelt dat de toegevoegde illustratie, die duidelijk naar het ABO-systeem verwijst en niet met de PBO-regeling te verwarren is, duidelijk maakt dat de vordering van de werknemer ongegrond is.

Arbrb. Gent 19 maart 2009, A.R. nr. 08/904/A, ongepubl.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 6, 6 juli 2009

Advies nr. 28 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Vanaf 2007 moet het actuele financieringsniveau van de verworven reserves vermeld worden op de jaarlijkse pensioenfiches. Dit kan de werknemer helpen om te oordelen of zijn reserves wel voldoende gefinancierd zijn.

De CBFA heeft een ontwerpcirculaire geschreven met richtlijnen hoe dit financieringsniveau op de fiches moet vermeld worden. De Commissie voor Aanvullende Pensioenen maant de CBFA aan tot voorzichtigheid omdat deze informatie snel verkeerd kan beoordeeld worden.

Advies nr. 28 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 10 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Vermits de 4%-regel uit de WAP uitgaat van een actualisatie-principe is het aan te bevelen om bij de toetsing van een pensioenformule ook volgens dit principe (eerder dan het principe van kapitalisatie) te werken vermits dit tot andere conclusies kan leiden inzake de gediscrimineerde categorie.

Pensioenstelsels die onmiddellijk aansluiten dienen toch een (theoretische) beginleeftijd voor de eerste leeftijdscategorie te vermelden teneinde de trapjesregel te kunnen verifiëren. Bij ontstentenis wordt die leeftijd verondersteld 18 jaar te zijn;

Voor plannen met een forfaitaire bijdrage (geen percentage van het loon) wordt de regel toegepast op de forfaitaire bedragen;

Voor plannen met een bijdrage van het type x%S1 + y%S2 moeten de percentages op S1 en op S2 afzonderlijk aan de trapjesregel voldoen;

De regel mag toegepast worden op de som van de bijdragepercentages van de werkemer en de werkgever voor zover die toegepast worden op dezelfde lonen (loonschijven);

Voor plannen van het type cash balance en voor de (persoonlijke) bijdragen in een vaste prestatiesplan is de trapjesregel niet van toepassing (geen verhoging per leeftijd toegestaan);

De commissie pleit niettemin voor een uitbreiding van de trapjesregel tot die types plannen.

Bij plannen waarbij de bijdrage varieert in functie van de anciënniteit en elke anciënniteitsschijf verder opgsplitst wordt in functie van de leeftijd moet de regel per anciënniteitscategorie geverifieerd worden.

Advies nr. 10 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

De commissie stelt, na kennisname van een aantal technische nota’s die door sommige van haar leden voorgesteld werden, vast dat er in de uitvoeringsbesluiten bij de wet betreffende de aanvullende pensioenen en de wet betreffende de controle der verzekeringsondernemingen een definitie van de normale pensioenleeftijd wordt gegeven die voor problemen zorgt. Deze definitie leidt tot toepassingsproblemen, meer bepaald tot incoherenties wat betreft de behandeling van de aangeslotenen op het vlak van de berekening van de verworven reserves, in functie van hun leeftijd, dienstjaren en het tewerkstellingspercentage. Voor enkele concrete voorbeelden,  zie bijlage.

De commissie vraagt dat de bevoegde instanties de wetgeving zodanig zouden aanpassen dat die incoherentie verdwijnt.

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen

Advies nr. 6 van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (bijlage)