Vennootschapsmandaat (g)een aansluitingsvoorwaarde groepsverzekering

Mijnheer D (eiser) werd op de algemene vergadering van 21 mei 2002 benoemd als bestuurder van NV S. Op 1 april 2003 trad de eiser als ‘general manager’ in dienst van NV S. met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Sinds 1 april 2003 werd mijnheer D aangesloten bij de groepsverzekering ‘Top Manager’. Op de algemene vergadering van 31 mei 2003 werd de eiser benoemd tot afgevaardigd bestuurder, een onbezoldigd mandaat. Op 30 januari  2012 heeft mijnheer D de aandelen van de NV S., waarvan hij sinds 14 december 2007 houder is, overgedragen aan de holding waarvan de NV S. deel uitmaakt. Per 1 februari 2012 heeft de eiser zijn mandaat als gedelegeerd bestuurder en bestuurder van de NV neergelegd.

Per brief van 2 september 2012 meldde verzekeraar X. aan mijnheer D. dat de werkgeverspremie voor het contract ‘Top Manager’ niet werd betaald en dat indien de betaling op 2 oktober 2012 niet werd ontvangen, zou worden verondersteld dat de werkgever deze betalingen wenste stop te zetten. Mijnheer D. bezorgde per email van 8 oktober 2012 een kopie van deze brief aan NV S. met het verzoek om deze ‘administratieve vergetelheid’ recht te zetten. Per e-mail van 9 oktober 2012 verwees de juridische dienst van NV S naar de besprekingen van die dag alsook naar het voorstel om de reserve van  verzekeraar X. over te zetten naar verzekeraar Y. Na verschillende gesprekken en e-mails, deelde de raadsman van verweerder per e-mail van 22 maart 2013 mee dat de aanspraken van mijnheer D. worden betwist gezien hij geen recht meer heeft op premiebetaling in het contract ‘Top Manager’ sinds de neerlegging van zijn mandaat als gedelegeerd bestuurder. Er werd tevens gemeld dat alle eerdere voorstellen definitief en integraal waren vervallen.

Na verdere correspondentie, werd de zaak uiteindelijk ingeleid bij de   Antwerpse arbeidsrechtbank. Mijnheer D.(eiser) vordert dat NV S.  (verweerder) wordt veroordeeld tot de storting in de groepsverzekering ‘Top Mananager’ van de jaarpremies voor 2012 en 2013 alsook het misgelopen  rendement.

De Antwerpse arbeidsrechtbank onderzoekt eerst of een  vennootschapsmandaat in casu al dan niet gold als aansluitingsvoorwaarde van de groepsverzekering. De feitenchronologie en de stukken blijken niet te  stroken met verweerders argumentatie. Zo ziet de Antwerpse arbeidsrechtbank geen rechtstreeks verband tussen het bekleden van een vennootschapsmandaat (vanaf 21 mei 2002 als bestuurder en 31 mei 2004 als afgevaardigd bestuurder) en de aansluiting van eiser bij de groepsverzekering. Bovendien ontbreekt elk chronologisch verband met het verwerven van de hoedanigheid van aandeelhouder (vanaf 14 december 2007). Aldus besluit de arbeidsrechtbank dat eiser nog steeds tot de categorie van verzekerden behoorde eens hij zijn mandaat als gedelegeerd bestuurder neerlegde en zich bijgevolg terecht op de bepalingen van het pensioenreglement beroept.

Vervolgens gaat de arbeidsrechtbank na of de wijziging van de arbeidsvoorwaarden al dan niet geoorloofd was. In casu beroept NV S. zich op een wijzigingsbeding in het pensioenreglement. Arbeidsrechtelijk kan dergelijk wijzigingsbeding slechts rechtsgeldig zijn voor zover het betrekking heeft op bijkomstige arbeidsvoorwaarden (art. 25 Arbeidsovereenkomstenwet). De werkgeversbijdragen aan de groepsverzekering kunnen gekwalificeerd worden als arbeidsrechtelijk loon. Gezien loonbestanddelen bij uitstek een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst vormen, kan een wijzigingsbeding in een aanvullend pensioenplan volgens de arbeidsrechtbank als nietig worden beschouwd. Tenslotte stelt NV S. dat uitvoering in natura niet meer mogelijk was, omdat de groepsverzekering zou zijn stopgezet. Gezien verweerder hiervan geen (deugdelijk) bewijs bijbrengt, gaat de arbeidsrechtbank ervan uit dat de groepsverzekering nog steeds bestond.

Concluderend oordeelt de arbeidsrechtbank dat een vennootschapsmandaat in casu geen aansluitingsvoorwaarde vormde voor de groepsverzekering. Verweerder, die zich niet rechtsgeldig op het wijzigingsbeding kon beroepen, beging een contractuele wanprestatie door de eenzijdige staking van de premiebetaling voor betreffende ‘Top Manager’ verzekering. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de jaarpremies voor 2012 en 2013 alsook (provisioneel) voor het misgelopen rendement.

Arbrb. Antwerpen 19 maart 2014, AR 13/2784/A, onuitg.

 

BRON: FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID – KU LEUVEN – LEERGANG PENSIOENRECHT NIEUWSBRIEF 5 – ACADEMIEJAAR 2013-2014

Kennisgeving van individuele pensioentoezeggingen aan CBFA: 31 maart 2011!

Elke werkgever die aan zijn personeel individuele pensioentoezeggingen heeft gedaan, moet deze jaarlijks uiterlijk tegen 31 maart meedelen aan de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA).

Een individuele pensioentoezegging is een verbintenis tot betaling van een aanvullend pensioen aan één of meerdere werknemers individueel.

Tegen 31 maart 2011 moet u meer bepaald per categorie van werknemers het aantal individuele pensioentoezeggingen melden die aan uw personeel voor het eerst zijn toegekend tijdens het jaar 2010 en het bewijs dat in de onderneming voor alle werknemers een aanvullend pensioenstelsel bestaat.

Deze kennisgeving kan u UITSLUITEND PER POST doen aan CBFA, Afdeling Aanvullende pensioenen, Congresstraat 10-16, 1000 Brussel, bij voorkeur aan de hand van het desbetreffende modeldocument van de CBFA.

CBFA circulaire WAP 4 van 15/11/2005

Verdere opbouw bij brugpensioen: een kwalificatie als individuele pensioentoezegging?

Op 21 juni 2010 velde het Arbeidshof van Antwerpen een interessant arrest.

Het feitenrelaas is eenvoudig maar tamelijk uitgebreid. Op 1 juni 2006 gaat een werknemer met brugpensioen. De werkgever en werknemer spreken nog enkele begeleidende elementen af. Zo krijgt de werknemer nog een bonus en is er de overdracht van de bedrijfswagen. Ook over het aanvullend pensioen wordt één en ander op papier gezet. Partijen komen overeen dat: “De werkgever zal de volledige bijdrage in de groepsverzekering blijven doorbetalen tot de leeftijd van 65 jaar is bereikt. Zodat er geen kapitaalverlies is aangaande het uit te keren bedrag op 65 jarige leeftijd”.

Deze overeenkomst wordt een tijdje (7 maanden) uitgevoerd. Begin 2007 laat de werkgever echter weten dat de bijdragen (persoonlijke en werkgeversbijdragen) ten laste zijn van de werknemer en dat de overeenkomst betrekking heeft op de aansluiting. Dit wordt betwist door de werknemer op basis van de overeengekomen tekst. De werkgever blijft echter niet bij de pakken zitten. De werkgever houdt namelijk de bijdragen voor het aanvullend pensioen in van de brugpensioenvergoeding van de werknemer. Het aanvullend complement wordt met andere woorden verminderd met de aanvullende pensioenbijdragen. De werknemer trekt naar de Arbeidsrechtbank en daarna naar het Arbeidshof.

Het Arbeidshof geeft de werknemer gelijk en veroordeeld de werkgever tot het betalen van zowel de werknemersbijdragen als de werkgeversbijdragen. Het zijn de verschillende redeneringen die in het arrest naar voor komen die boeiend zijn.

Zo pleit de werkgever namelijk dat de overeenkomst absoluut nietig is. Volgens de werkgever moet de overeenkomst namelijk gekwalificeerd worden als een individuele pensioentoezegging (IPT) zoals voorzien in de WAP. Dit soort toezegging mag enkel en alleen gebeuren als er een aanvullend pensioenstelsel is voor alle werknemers in de onderneming. Aangezien dat er niet is, is de overeenkomst absoluut nietig volgens de werkgever.

Het Arbeidshof veegt dit van tafel door enerzijds te stellen dat het geen IPT is en anderzijds door te stellen dat de overeenkomst geen ongeoorloofd voorwerp heeft. Verder merkt het Hof op dat zelfs indien het om een IPT zou gaan dan nog de sanctie niet de absolute nietigheid zou zijn.

Heeft het Arbeidshof gelijk? Dat is een moeilijke vraag. Het Arbeidshof gaat namelijk niet in op de kwalificatievraag. Wat voor overeenkomst is het? Het is m.i. duidelijk dat het om de toezegging van een aanvullend pensioen gaat. Aangezien het niet over een collectieve toezegging gaat, moet het wel over een individuele gaan. Sinds de WAP is er immers een juridische typedwang op de aanvullende pensioenen. Toezeggingen zonder kwalificatie zijn uit den boze. Het Arbeidshof loopt met een boog om de basisvraag heen.

Maar wat is dan de sanctie? De WAP is strafrechtelijk gesanctioneerd, maar dat maakt niet dat alle bepalingen automatisch van openbare orde zijn en overal de absolute nietigheid als sanctie geldt. Daarenboven stelt zich de vraag over het gevolg van een absolute nietigheid. Want als de werkgever absolute nietigheid inroept, dan heeft hij zelf minstens ook niet correct gehandeld door het brugpensioencomplement in te houden. Ze geven dan zelf uitvoering aan de nietige overeenkomst. Daar staan – in het kader van de brugpensioenreglementering – ook weer sancties op. Daarenboven kunnen er ook vragen gesteld worden bij de fiscale kwalificatie van dit alles. Het gaat ofwel om een groepsverzekeringspremie die niet op basis van het reglement betaald wordt, ofwel om een individuele toezegging die niet volgens de regels tot stand kwam. In beide gevallen schept dit fiscale problemen.

Er zijn door dit arrest duidelijk meer vragen dan antwoorden bijgekomen voor de rechtsleer. Het zou boeiend zijn om te weten wat bijvoorbeeld het Hof van Cassatie hierover meent.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 6, 8 juli 2010

Overeenkomst tot verdere aanvullende pensioenopbouw na brugpensionering

Bij de brugpensionering van een werknemer wordt een overeenkomst met de werkgever ondertekend, waarin een clausule wordt opgenomen die bepaalt dat de werkgever “de volledige bijdrage in de groepsverzekering zal blijven doorbetalen tot de leeftijd van 65 jaar is bereikt, zodat er geen kapitaalverlies is aangaande het uit te keren bedrag op 65 jarige leeftijd.”

Na verscheidene maanden uitvoering betwist de werkgever de verplichting tot betaling van de bijdragen voor het aanvullend pensioen. De zaak komt voor de rechtbank waar de werkgever aanvoert dat de overeenkomst absoluut nietig is. Het zou hier immers gaan over een individuele pensioentoezegging (IPT), dewelke volgens de WAP enkel en alleen mag gebeuren als er een aanvullend pensioenstelsel is voor alle werknemers in de onderneming (quod non in casu).

Het Arbeidshof oordeelt dat het hier niet gaat over een IPT en zelfs als dat zo zou zijn, dat de nietigheid dan niet weerhouden moet worden. De werkgever dient de volledige bijdragen (werkgevers- en werknemersbijdragen) voor de verdere opbouw van het aanvullend pensioen van de werknemer tot de leeftijd van 65 jaar te betalen.

Arbh. Antwerpen 21 juni 2010, A.R. nr. 2009/268, niet gepubliceerd.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 6, 8 juli 2010

[HERINNERING] Jaarlijkse aangifte van het aantal individuele pensioentoezeggingen voor 31/03/2010

De Wet Aanvullende pensioenen (WAP) legt aan de werkgevers de verplichting op om jaarlijks, per categorie van werknemers, het aantal individuele pensioentoezeggingen uit het voorbije kalenderjaar mee te delen aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen. De mededeling van de individuele pensioentoezeggingen die zijn toegekend tijdens het kalenderjaar 2009 moet uiterlijk vóór 31 maart 2010 gebeuren.

CBFA circulaire WAP 4 van 15/11/2005

Premietaks op IPT voor werknemers

Onder bepaalde voorwaarden kan een individuele pensioentoezegging worden afgesloten voor een werknemer. De belangrijkste beperking is evenwel dat de totale bijdrage op jaarbasis maar aftrekbaar is tot € 2.020 (bedrag 2008).

Aangezien op een IPT eveneens een premietaks van 4,40% verschuldigd is, was het tot op heden onduidelijk of het totaal jaarbedrag inclusief of exclusief deze premietaks is.

Assuralia heeft nu een officieel antwoord ontvangen van de Fiscale Administratie waaruit blijkt dat het totaal jaarbedrag inclusief de premietaks is.

Bron: Vanbreda news, december 2008

Aftrekbaarheid van niet geëxternaliseerde individuele pensioentoezegging

Een interne voorziening werd op het passief van de balans van een vennootschap geboekt voor een bedrag 4.906.440 BEF op 31 december 1992, en voor een bijkomend bedrag van 1.359.960 BEF op 31 december 1993, teneinde de individuele pensioentoezegging voor de afgevaardigd bestuurder te kunnen dekken. Sedert de wet van 19 juli 1991 tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en tot vaststelling van een aantal bepalingen betreffende de werking van de Controledienst voor de Verzekeringen, is de individuele pensioentoezegging die het voorwerp uitmaakt van interne financiering, onwettig.

De partijen worden het niet eens over de gebruikte actuariële methode. Het Hof is derhalve niet in staat vast te stellen of de voorziening die werd geboekt op 31 december 1991 en vervolgens op 31 december 1993, het resultaat is van een correct gekozen actuariële methode en of ze in het licht van artikel 48 van het WIB 92 en van artikels 24 tot 27 van het koninklijk uitvoeringsbesluit correct de pensioenlast vertegenwoordigt waarvan men kan stellen dat deze normaal op de uitslagen van elk van beide overwogen periodes drukt. Eiseres, die moet aantonen dat wordt voldaan aan de aftrekvoorwaarden van de pensioenvoorziening, slaagt er derhalve niet in naar rechte genoegzaam aan te tonen dat haar verzoek tot ontheffing gegrond is, wat het onderzoek van haar overige grieven overbodig maakt. Het beroep is niet gegrond.

Brussel 19 juni 2008, Fiscalnet 19 november 2008.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 3

Circulaire 4 van de CBFA

De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) legt aan de inrichters de verplichting op om jaarlijks, per categorie van werknemers, het aantal individuele pensioentoezeggingen toegekend in het afgelopen jaar en het bewijs dat in de onderneming voor alle werknemers een pensioenstelsel bestaat, mee te delen.

Deze wettelijke verplichting tot mededeling geldt enkel voor individuele pensioentoezeggingen aan werknemers.

In deze circulaire wordt gepreciseerd hoe de wettelijk vereiste gegevens verstrekt dienen te worden aan de CBFA en tegen welke datum dit dient te gebeuren.

CBFA circulaire WAP 4 van 15/11/2005

Circulaire 1 van de CBFA

De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) legt aan de werkgevers de verplichting op om vóór 16 mei 2004 aan de CBFA het aantal individuele pensioentoezeggingen mee te delen die vóór 16 november 2003 zijn toegekend.

In deze rondzendbrief wordt gepreciseerd hoe dit gegeven verstrekt dient te worden aan de CBFA.

CBFA circulaire WAP 1 van 15/03/2004

CBFA circulaire WAP 1 van 15/03/2004 (formulier)