Geen roerende voorheffing als verzekeraar assets van een pensioenfonds beheert

Om een defensieve asset mix na te streven, sluiten meer en meer pensioenfondsen een tak 21 verzekering met een gewaarborgd rendement. De verzekeraar zal dan de assets beheren “voor eigen rekening” in tak 21. Het voordeel van een dergelijke keuze is dat het pensioenfonds niet onderhevig is aan beursschommelingen zoals bijvoorbeeld bij een obligatieportefeuille. Het pensioenfonds neemt in haar boekhouding een vordering op de verzekeraar.

Tot voor kort is er heel wat inkt gevloeid of op dergelijke verrichten geen roerende voorheffingen verschuldigd zijn. Hoewel een OFP pensioenfonds de RV kan recupereren, twijfelen sommige auteurs wel of dit rechtsgeldig is. Het vermogen is immers niet langer eigendom van het pensioenfonds, maar wel van de verzekeraar.

De Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken heeft hierover op 15 december 2009 een beslissing genomen. Verzekeraars hoeven niet langer roerende voorheffing in te houden op de inkomsten die ze aan een pensioenfonds betalen.

Voorafgaande beslissing nr. 900.433 dd. 15.12.2009

Inkomstenbelasting

Organisme voor de financiering van pensioenen

Schuldvordering

Inning van de RV

Samenvatting

De inkomsten uit een overeenkomst inzake “beheersverrichtingen voor eigen rekening” in tak 21, toegekend of betaalbaar gesteld door een verzekeraar aan een organisme voor financiering van pensioenen (OFP), kunnen worden aangemerkt als opbrengsten van een lening of andere schuldvordering  in de zin van artikel 19, §1, 1° WIB 92. Een organisme voor de financiering van pensioenen (OFP) kan gekwalificeerd worden als een “beroepsbelegger” in de zin van artikel 105, 3°, b), KB/WIB 92 en overeenkomstig artikel 107, § 2, 9°, c), KB/WIB 92, kan worden verzaakt aan de inning van de roerende voorheffing op de voormelde inkomsten.

I.        Voorwerp van de aanvraag

1.               De aanvraag strekt ertoe te vernemen :

1.1.         of de inkomsten van een organisme voor financiering van pensioenen (hierna : OFP) in het kader van een overeenkomst met een verzekeraar “beheer voor eigen rekening” in tak 21, kunnen worden gekwalificeerd als opbrengsten van een lening of andere schuldvordering  in de zin van artikel 19, §1, 1° WIB 92;

1.2.         of het OFP kan gekwalificeerd worden als een “beroepsbelegger” in de zin van artikel 105, 3°, b), KB/WIB 92;

1.3.         of er, overeenkomstig artikel 107, § 2, 9°, c), KBWIB/92, op de inkomsten uit de overeenkomst “beheer voor eigen rekening” in tak 21 welke door de verzekeraar worden toegekend aan het OFP, kan worden verzaakt aan de inning van de roerende voorheffng.

II.      Beslissing

II.1. Geen interesten in de zin van artikel 19, §1, 3° WIB 92

2.               Het OFP voorziet een overeenkomst te sluiten met een verzekeraar inzake “beheer voor eigen rekening van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening”.

3.               Volgens de bewoordingen van de ontwerpovereenkomst tussen het OFP en de verzekeraar, is het voorwerp van deze overeenkomst:

3.1.         het afsluiten door aanvrager, als instelling voor bedrijfspensioenvoorziening, voor een deel van haar activa,

3.2.         van een overeenkomst van beheer voor eigen rekening van de verzekeraar, met een verzekeringswaarborg van het type tak 21, die een gewaarborgde rentevoet biedt,

3.3.         waarbij de verzekeraar de collectieve pensioenfondsen zal beheren, door op de uitgevoerde stortingen de technische grondslagen van de levensverzekeringen van tak 21 toe te passen.

4.               In het kader van deze overeenkomst zal een deel van de activa van het OFP aan de  verzekeraar gestort worden.

5.               Het koninklijk besluit van 25 januari 2007 (Staatsblad, 08.02.2007, blz. 6342) heeft het  koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de levensverzekeringsactiviteit (hierna: “het KB Leven”) gewijzigd aangaande het collectieve beheer van pensioenfondsen :

5.1.         het KB Leven is van toepassing op de verrichtingen met betrekking tot beheer, voor eigen rekening, van collectieve pensioenfondsen, dit wil zeggen de verrichtingen die voor een verzekeringsonderneming bestaan in het beheer van fondsen zoals bedoeld in hoofdstuk XIII door op de uitgevoerde stortingen de technische grondslagen toe te passen van de verrichtingen bedoeld met (onder meer) de rechtstreekse levensverzekeringen in artikel 2, eerste lid, 1° (artikel 2, eerste lid, 4°, KB Leven);

5.2.         wat de verrichtingen die niet verbonden zijn met een beleggingsfonds betreft, behoren de tot in bijlage I bij het algemeen reglement bedoelde tak 21 : de in artikel 2, eerste lid, 4°, bedoelde verrichtingen, indien de verzekeraar op de uitgevoerde stortingen de technische grondslagen toepast van de verrichtingen bedoeld onder artikel 2, eerste lid, 1° (artikel 3, §1, 4°, KB Leven).

6.               Hoofdstuk XIII van het KB Leven regelt het beheer van collectieve pensioenfondsen. Volgens dit hoofdstuk :

6.1.         hebben de verrichtingen inzake het beheer voor eigen rekening en het beheer voor derden van collectieve pensioenfondsen slechts betrekking op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening bedoeld in artikel 2, 1° van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (artikel 74, 1°, KB Leven);

6.1.1.   in onderhavig geval is het OFP een rechtspersoon, te weten een organisme voor de financiering van pensioenen en daarmee een  instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (verkort: IBP) naar Belgisch recht, zoals bedoeld door de artikelen 3 en 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen;

6.2.         bepaalt de overeenkomst inzake het beheer voor eigen rekening de draagwijdte van de waarborg die de verzekeraar verleent met betrekking tot het rendement of het behoud van de beheerde activa (artikel 75, KB Leven).

6.2.1.   in onderhavig geval verbindt de verzekeraar zich de ontvangen stortingen te beleggen in het algemeen fonds van de verrichtingen leven. Voor de éénmalige storting bij aanvang van de overeenkomst en de latere maandelijkse stortingen, wordt een rentevoet bepaald, die gewaarborgd wordt voor een bepaalde duur (artikel 3 van de ontwerpovereenkomst).

7.               Volgens het verslag aan de Koning bij het voormelde KB van 25 januari 2007 tot wijziging van het KB Leven, worden verrichtingen van beheer van collectieve pensioenfondsen, benoemd als “verrichtingen beheer voor eigen rekeningen” of “verrichtingen beheer voor rekening van derden”, naargelang zij al dan niet gepaard gaan met een verzekeringswaarborg :

7.1.         “Het beheer van collectieve pensioenfondsen vertoont overeenkomsten met een groepsverzekeringsovereenkomst, vooral wanneer dat beheer gepaard gaat met een verzekeringswaarborg. Het voornaamste verschil bestaat erin dat een groepsverzekeringsovereenkomst, zoals artikel 44 van het besluit leven aangeeft, door een werkgever wordt onderschreven in het voordeel van zijn personeel of zijn bedrijfsleiders, die rechtstreekse rechten uit de verzekeringsovereenkomst putten. Een beheersovereenkomst daarentegen wordt door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (of een organisme die van het creëren van een IBP vrijgesteld is) onderschreven, die de enige begunstigde van de overeenkomst is. Daarnaast is er in het kader van een verzekeringsovereenkomst steeds sprake van een onzeker element (het pensioen of het overlijden), dat de prestatie (voor de betrokken aangeslotene) opeisbaar maakt. Een dergelijk onzeker element is niet noodzakelijk aanwezig in het kader van een overeenkomst met betrekking tot het beheer van collectieve pensioenfondsen” (Staatsblad 08.02.2007, blz. 6344) ;

7.2.         “Artikel 3 van het besluit leven wordt niet gewijzigd. Bijgevolg blijft het beheer voor eigen rekening, afhankelijk van de door de verzekeringsonderneming gebruikte techniek, behoren tot tak 21 of tak 23. Precies omwille van deze techniek en om de prudentiële controle mogelijk te maken, houdt het beheer voor eigen rekening de vestiging van technische voorzieningen op het passief van de balans van de verzekeringsonderneming in. Het beheer voor rekening van derden blijft daarentegen behoren tot tak 27 en gaat niet gepaard met een verzekeringswaarborg. Dit beheer behelst bijgevolg geen vestiging van technische provisies door de verzekeringsonderneming” (Staatsblad, 08.02.2007, blz. 6345).

8.               De door het OFP voorgelegde ontwerpovereenkomst betreft een beheer voor eigen rekening van collectieve pensioenfondsen van een instelling voor bedrijfspensioenvoorzieningen, waarbij de prestatie van de verzekeringsonderneming niet alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur.

9.               De voorgelegde “beheersovereenkomst voor eigen rekening” is geen  levensverzekeringscontract in de zin van het gemeen recht, te weten de artikelen 1, 2 en 97 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en het artikel 2, 1° van het KB Leven. Volgens artikel 2, 1°, van het KB Leven is een rechtstreekse levensverzekering een personenverzekering tot uitkering van een vast bedrag, waarbij het zich voordoen van het verzekerde voorval alleen afhankelijk is van de menselijke levensduur.

10.           Hoewel de beheersverrichting voor eigen rekening in casu geen verzekeringsverrichting is,  zijn de definitie en het toepassingsgebied ervan ingeschreven in het koninklijk besluit betreffende de levensverzekeringsactiviteit van 14 november 2003.

11.           Artikel 19, § 1, 3°, WIB 92 kwalificeert inkomsten begrepen in kapitalen en afkoopwaarden, vereffend, bij leven betreffende levensverzekeringscontracten die de belastingplichtige individueel heeft gesloten, onder bepaalde voorwaarden als interesten. Deze bepaling is niet van toepassing op de inkomsten die de verzekeraar zal toekennen of betalen aan het OFP krachtens de voormelde ontwerpovereenkomst “beheer voor eigen rekening van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening”.

12.           Deze overeenkomst is overeenkomstig artikel 75 van het KB Leven een overeenkomst , waarbij een verzekeringsonderneming de draagwijdte van de waarborg bepaalt die zij verleent met betrekking tot het rendement of het behoud van de beheerde activa.

II.2.      Wel opbrengsten van een schuldvordering in de zin van artikel 19, §1, 1°, WIB 92

13.           Uit de stukken bij het dossier blijkt dat de “beheersverrichting voor eigen rekening” door de verzekeraar zal geconcretiseerd worden door een overeenkomst van onbepaalde duur, die zou ingaan op aa/bb/20XX, waarbij activa in eigendom overgaan van het OFP naar de verzekeraar en waarbij het OFP een schuldvordering zal uitdrukken op haar balans t.o.v. de verzekeraar :

13.1.     het OFP wenst samen te werken met de verzekeraar, teneinde haar in staat te stellen een gedeelte van haar pensioentoezeggingen te dekken met activa met gegarandeerd rendement;

13.2.     het OFP zal op haar actief een schuldvordering op de verzekeraar boeken waarvan de waarde gelijk zal zijn aan de waarde van de verlening van de verzekeraar t.o.v. het OFP. Deze verlening, die op het passief van de verzekeraar verschijnt, zal bestaan uit de stortingen van het OFP, vermeerderd met de gewaarborgde rente en de winstdelingen, en verminderd met de kosten en de opnamen. Deze activa zullen dus deel uitmaken van het patrimonium van de verzekeraar, dat het volatiliteitrisico zal dragen;

13.3.     de verzekeraar stelt voor om de betrokken activa van het OFP te beheren via een “beheersverrichting voor eigen rekening” in tak 21, met een gewaarborgde rentevoet.

14.           De inkomsten die de verzekeringsonderneming krachtens deze overeenkomst toekent of betaalt aan het OFP, kunnen worden aangemerkt als interest in de zin van artikel 19, §1, 1°, WIB 92, te weten een interest, premie, en alle andere opbrengsten van leningen, van gelddeposito’s en van elke andere schuldvordering.

II.3.      Hoedanigheid van de genieter van de inkomsten die resulteren uit de beleggingen in het kader van de “beheersverrichtingen voor eigen rekening”

15.           Overeenkomstig artikel X van haar statuten heeft het OFP tot doel om:

15.1.     op te treden als een instelling voor de bedrijfspensioenvoorziening in de zin van voormelde wet van 26 oktober 2006 ten gunste van de huidige en gewezen personeelsleden van de bijdragende ondernemingen en/of hun begunstigden en rechthebbenden, overeenkomstig de toepasselijke pensioenregelingen en de wettelijke bepalingen terzake;

15.2.     de bijdragende ondernemingen bij te staan met betrekking tot het beheer en de uitvoering van hun pensioenregelingen.

16.           Overeenkomstig artikel 105, 3°, b) KB/WIB 92 verstaat men voor de toepassing van de artikelen 106 tot 119 KB/WIB 92 onder het begrip “beroepsbeleggers” de binnenlandse vennootschappen die niet vermeld zijn in 1°van dit artikel.

17.           Overeenkomstig artikel 2, § 1, 5°, a) WIB 92 is een vennootschap enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die, regelmatig is opgericht, rechtspersoonlijkheid bezit, een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard.

Overeenkomstig artikel 2, §1, 5°, b), WIB 92 verstaat men onder “binnenlandse vennootschap” enigerlei vennootschap die in België haar maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten.

18.           Ingevolge artikel 319 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (Staatsblad 28.12.2006, blz. 75266) zijn de organismen voor de financiering van pensioenen, bedoeld in artikel 9 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, onderworpen aan de vennootschapsbelasting.

Overeenkomstig artikel 179 WIB 92 zijn aan de vennootschapsbelasting onderworpen, de binnenlandse vennootschappen alsmede, vanaf 1 januari 1995, de gemeentespaarkassen als vermeld in artikel 124 van de nieuwe gemeentewet en de organismen voor de financiering van pensioenen als bedoeld in artikel 8 van de wet van 26 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.

19.           De belastbare grondslag van een OFP wordt alsdan vastgesteld in toepassing van artikel 185bis WIB 92.

20.           In de administratieve commentaar worden onder meer als binnenlandse vennootschappen aangemerkt, de verenigingen, inrichtingen, instellingen die naar Belgisch publiek recht  (b.v. openbare inrichtingen of instellingen) of privaat recht (b.v. de vzw) op een andere wijze dan in één van de in het Wetboek van Koophandel bepaalde vormen zijn opgericht en die wettelijk rechtspersoonlijkheid zijn toegekend, hun zetel van bestuur of beheer in België hebben en die een onderneming exploiteren of zich bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard (Com.IB/92 2/6 en 2/7).

21.           De wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen  bepaalt dat:

21.1.     elke instelling voor bedrijfspensioenvoorziening wordt opgericht als een afzonderlijke, van de bijdragende onderneming te onderscheiden rechtspersoon. Zij neemt de vorm aan van een organisme voor de financiering van pensioenen (artikel 8);

21.2.     het organisme voor de financiering van pensioenen geniet rechtspersoonlijkheid, onder de voorwaarden omschreven in hoofdstuk II van die wet. Zijn zetel en zijn hoofdbestuur zijn in België gevestigd (artikel 9);

21.3.     Zijn maatschappelijk doel is beperkt tot de activiteiten inzake pensioenuitkeringen en tot de activiteiten die eruit voortvloeien (artikel 10);

21.4.     het organisme voor de financiering van pensioenen bezit rechtspersoonlijkheid vanaf de dag dat zijn statuten, de akten betreffende de benoeming van de leden van zijn raad van bestuur, (…) worden neergelegd (artikel 11).

22.           Op basis van de kenmerken van een OFP volgens hoofdstuk II van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen  en op basis van de tekst van artikel 179 WIB 92, dient het OFP te worden aangemerkt als een binnenlandse vennootschap in de zin van artikel 2, §1, 5°, b), WIB 92 en bijgevolg als een “beroepsbelegger” in de zin van artikel 105, 3°, b), KB/WIB 92.

II.4. Vrijstelling van de inning van de roerende voorheffing op de inkomsten die resulteren uit de beleggingen in het kader van de “beheersverrichtingen voor eigen rekening”

23.           Artikel 107, §2, 9°, c), KB/WIB 92 stelt dat kan worden afgezien van de inning van de RV voor : “niet in 4° tot 7° vermelde inkomsten van schuldvorderingen en leningen welke niet zijn vertegenwoordigd door effecten of zijn vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier waarvan de verkrijgers worden geïdentificeerd als (…) beroepsbeleggers”.

24.           Het begrip schuldvordering in artikel 19, §1, 1°, WIB 92 is zeer breed : de inkomsten van schuldvorderingen en leningen zijn de in art. 19, §1, WIB 92, bedoelde interesten met inbegrip van de vergoedingen uit verrichtingen van de uitlening van effecten, maar met uitzondering van de inkomsten van gelddeposito’s en van obligaties, kasbons en andere soortgelijke effecten (zie Com.IB/92 261/371). De vordering van het OFP op de verzekeraar ingevolge het ontwerp van “overeenkomst beheer voor eigen rekening van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” is een schuldvordering die niet wordt vertegenwoordigd door een effect en die evenmin een gelddeposito is.

25.           Artikel 117, §11, KB/WIB 92 bepaalt inzake artikel 107, §2, 9°, KB/WIB 92 dat de schuldenaar en de verkrijger de door de Minister van Financiën uitgevaardigde voorschriften tot identificatie van de verkrijger van de inkomsten naleven. Voor de inkomsten toegekend aan het OFP zal een attest worden opgemaakt, waarbij deze laatste bevestigt eigenaar te zijn van de gelden die de inkomsten voortbrengen en de hoedanigheid van beroepsbelegger te bezitten.

Bron: http://ccff02.minfin.fgov.be/KMWeb/document.do?method=view&id=5d4be083-b6b4-4617-b8e1-c14162d31535