Onderscheid op grond van leeftijd in bedrijfspensioenregelingen

Mevrouw Bartsch is gehuwd met de heer Bartsch, die in mei 2004 is overleden. De heer Bartsch had een arbeidsovereenkomst de vennootschap BSH. BSH Altersfürsorge, dat door BSH was opgericht, heeft jegens mevrouw Bartsch de verplichting op zich genomen om de mogelijke verbintenissen ter zake van bedrijfspensioen die deze vennootschap ten gunste van de overleden heer Bartsch was
aangegaan, gestand te doen. Aangezien mevrouw Bartsch meer dan vijftien jaar jonger was dan haar overleden echtgenoot, weigert BSH Altersfürsorge evenwel een aanvullend pensioen uit te betalen, overeenkomstig de “richtsnoeren” van de pensioentoezegging.

Zulke richtsnoeren vormen geen maatregel ter uitvoering van richtlijn 2000/78. De heer Bartsch is bovendien overleden vóór het verstrijken van de voor de betrokken lidstaat geldende termijn voor de uitvoering van die richtlijn.

Het Hof oordeelt dat het gemeenschapsrecht geen verbod bevat van discriminatie op grond van leeftijd waarvan de rechters van de lidstaten de naleving dienen te waarborgen wanneer de mogelijk discriminerende behandeling geen band met het gemeenschapsrecht heeft. Een dergelijke band wordt niet bewerkstelligd door artikel 13 EG en evenmin door richtlijn 2000/78/EG, wanneer de feiten plaatsvinden vóór het verstrijken van de aan de betrokken lidstaat voor de uitvoering daarvan gestelde termijn.

HvJ 23 september 2008, C-427/06, Bartsch/Bosch

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 2

HvJ 23 september 2008, C-427/06, Bartsch/Bosch