Belastbaarheid in België van Nederlandse aanvullende pensioenen

Overeenkomstig artikel 39, §2, 2° WIB92 zijn pensioenuitkeringen vrijgesteld indien de belastingplichtige of de persoon wiens rechtverkrijgende hij is, het levensverzekeringscontract individueel heeft gesloten en er geen vrijstelling van belasting of belastingvermindering op de betaalde premies werd verkregen.

Vermits artikel 39 WIB92 een uitzondering vormt op de principiële belastbaarheid overeenkomstig artikel 34, §2 WIB92, rust de bewijslast dat is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling op de belastingplichtigen.

De belastingplichtigen dienen aldus te bewijzen dat het gaat om een individueel afgesloten levensverzekeringscontract en dat er geen vrijstelling werd genoten voor wat de werknemersbijdragen betreft.

Er is sprake van een individueel levensverzekeringscontract indien de werkgeversbijdragen voor de pensioenopbouw in Nederland in het definitief en uitsluitend voordeel van de belastingplichtigen zijn gebeurd op het ogenblik dat ze werden gestort. Wanneer de pensioenopbouw wordt verricht in het definitief en uitsluitend voordeel van de betrokkene, moeten zij als bezoldigingen worden beschouwd in hoofde van de werknemer.

Het hof oordeelt op grond van de voormelde inhoud van de statuten in samenhang met de inhoud van het reglement en in het bijzonder op de hierna geciteerde bepalingen ervan, dat de stortingen door de werkgever van eerste appellant in het pensioenfonds wel degelijk in zijn individueel en definitief verworven voordeel gebeurden. Het hof besluit dat de ontvangen periodieke uitkeringen niet als pensioen overeenkomstig artikel 39 WIB92 belastbaar zijn.

Antwerpen 23 december 2008, Fiscalnet 12 mei 2009.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 5