Belastbaarheid van in het buitenland opgebouwd pensioen

De belastingplichtige ontving in 2000 pensioenuitkeringen vanwege een Nederlandse vennootschap die belast werden in de personenbelasting, terwijl ze volgens de belastingplichtige onbelastbaar zijn gezien de betalingen gebeurden in zijn uitsluitend en definitief voordeel.

Volgens het Hof bestaat er geen betwisting over het feit dat België heffingsbevoegd is zodat aan de hand van de Belgische interne wetgeving dient te worden nagegaan of de litigieuze pensioenuitkeringen effectief belast kunnen worden.

Overeenkomstig artikel 34 WIB92 worden pensioenen, renten, kapitalen en afkoopwaarden principieel belastbaar gesteld wanneer deze door een levensverzekeringsonderneming of door een pensioen- of voorzorgfonds werden toegekend.

Overeenkomstig artikel 39 §2, 2°, a) WIB92 zijn pensioenuitkeringen vrijgesteld indien de belastingplichtige of de persoon wiens rechtverkrijgenden hij is, het levensverzekeringscontract individueel heeft gesloten en er geen vrijstelling van belasting of belastingvermindering op de betaalde premies werd verkregen. De belastingplichtige dient aldus te bewijzen dat het gaat om een individueel afgesloten levensverzekeringscontract en dat er geen vrijstelling werd genoten voor wat de werknemersbijdragen betreft.

Er is sprake van een individueel levensverzekeringscontract indien de werkgeversbijdragen voor de pensioenopbouw in Nederland in het definitief en uitsluitend voordeel van de belastingplichtigen zijn gebeurd op het ogenblik dat ze werden gestort. Wanneer de pensioenopbouw wordt verricht in het definitief en uitsluitend voordeel van de betrokkenen, dienen zij immers als bezoldigingen te worden beschouwd in hoofde van de werknemer en konden zij op dat moment reeds worden belast.

Uit de feiten blijkt dat de pensioenaanspraken van de belastingplichtige definitief verworven rechten waren. Het Hof besluit dat de litigieuze voorzieningen in Nederland in het definitief en uitsluitend voordeel van de belastingplichtige en zijn begunstigden werden vastgelegd, zodat deze te beschouwen waren als onmiddellijk belastbaar en thans niet als een uitgesteld bedrijfsinkomen kunnen worden belast in hoofde van de belastingplichtige.

Antwerpen 30 juni 2009, AR nr. 2006/32, FiscalNet 24 november 2009.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 3, 23 januari 2010