Verjaringstermijn niet-betaalde pensioenprestaties

De verjaringstermijn van niet-betaalde pensioenprestaties bedraagt 30 jaar in toepassing van art. 2262 B.W. Wanneer de vordering tot het bekomen van deze pensioenprestaties wordt ingesteld op grond van art. 1382 B.W., is het vertrekpunt van de verjaringstermijn het ogenblik waarop de fout, de schade en het oorzakelijk verband vaststaan. In casu is de schade pas ontstaan wanneer de rechthebbende geen aanpassingsvergoeding meer ontving.

Arbh. Gent 5 juni 2009, Socialweb 25 augustus 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Afscheidspremies: aanvulling op pensioen

Een onderneming betaalde aan haar werknemers een afscheidspremie bij pensionering. De BVBA is niet verplicht om deze vergoeding te betalen. In die zin moeten de uitbetaalde afscheidspremies worden beschouwd als een aanvulling van het pensioen van deze werknemers.

Krachtens artikel 2, lid 3 van de loonbeschermingswet worden vergoedingen “die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid” niet als loon beschouwd. Het heeft geen belang of deze premie eenmalig is, welke omvang de premie heeft, welke parameters zijn gebruikt om de premie samen te stellen, en of deze parameters al dan niet zijn geput uit de voorheen bestaande tewerkstelling. Enkel de intentie van de werkgever telt. De RSZ beschouwde de premie dus onterecht als loon.

Arbh. Antwerpen 23 april 2010, Socialweb 16 augustus 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Wet IBP – officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen (Belgisch Staatsblad van 10 november 2006), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij :

  • het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (Belgisch Staatsblad van 27 april 2007);
  • de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 19 mei 2009);
  • de wet van 6 april 2010 tot versterking van het deugdelijk bestuur bij de genoteerde vennootschappen en de autonome overheidsbedrijven en tot wijziging van de regeling inzake het beroepsverbod in de bank- en financiële sector (Belgisch Staatsblad van 23 april 2010).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

BS20101124

Belgische Pensioenatlas 2010

De toegenomen aandacht voor pensioenen staat in schril contrast met de beperkte informatie die hierover in België beschikbaar is. Daarom wil deze Pensioenatlas op een toegankelijke en betrouwbare wijze cijfermateriaal aanreiken over de hoogte en ongelijke verdeling van de Belgische pensioenen. Daarbij beperkt deze atlas zich niet tot de eerste pijler van de wettelijke pensioenen, maar komt ook de tweede pijler met de arbeidsgebonden aanvullende pensioenen aan bod. Bovendien verschaft de atlas inzicht in het totale pensioenpakket dat gepensioneerden ontvangen, dus op basis van de eerste en tweede pijler samen.

Op deze manier wil de Pensioenatlas aantonen in welke mate en voor welke groepen de Belgische pensioenen (on)toereikend zijn. Het pensioenbeleid ziet zich immers geconfronteerd met een dubbele uitdaging. Enerzijds is er de uitdaging van de financiële houdbaarheid: hoe krijgen we in de toekomst de pensioenen op een stabiele manier gefinancierd? Deze uitdaging krijgt naar aanleiding van de vergrijzing in de samenleving terecht veel aandacht. Er stelt zich echter nog een tweede, even fundamentele uitdaging, namelijk die van de sociale houdbaarheid van het pensioensysteem. De vraag stelt zich in welke mate we nu en in de toekomst de toereikendheid van de pensioenen kunnen garanderen en zo de welvaart van een groeiende groep ouderen kunnen veiligstellen. Door de zwakke plekken en ongelijkheden in het pensioensysteem bloot te leggen, wil deze Pensioenatlas enkele basisinzichten aanreiken om geïnformeerde antwoorden op deze vraag mogelijk te maken. De Pensioenatlas presenteert cijfermateriaal dat afkomstig is uit een unieke databron, namelijk het Pensioenkadaster. De mogelijkheden van deze administratieve databank werden tot voor kort niet volledig benut. Daar kwam verandering in met de ontsluiting van het Pensioenkadaster en de meer recente koppeling ervan aan het Rijksregister.

De Pensioenatlas zelf is opgevat als een update en selectie van een aantal meer technische working papers gepubliceerd bij de FOD Sociale Zekerheid1. De update gebeurde aan de hand van de meest recent beschikbare data, namelijk die voor de Belgische gepensioneerden in 2007. Dit wordt aangevuld met een schets van de socio-demografische context van het Belgische pensioensysteem. Tot slot krijgt de atlas ook een internationale dimensie, door in het laatste hoofdstuk de toereikendheid van de Belgische pensioenen vanuit internationaal vergelijkend perspectief te evalueren.

Pensioenatlas van Belgie 2010

Aanvullende pensioentoezegging kan door de werkgever niet eenzijdig gewijzigd worden

In een vonnis van 22 juni 2009 oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt dat een werkgever een aanvullende pensioentoezegging niet eenzijdig kan wijzigen.

Een werkgever deed ten voordele van zijn kaderleden en hogere bedienden een aanvullende pensioentoezegging in 1967. Begin jaren 2000, na sluiting van de onderneming en nadat alle werknemers waren afgevloeid, ontstond er een geschil tussen enerzijds de werkgever en de pensioeninstelling, en anderzijds de begunstigde ex-werknemers.

Het geschil draaide om de interpretatie en de uitvoering van het pensioenreglement, waarin de omvang van de pensioentoezegging van de werkgever aan de aangeslotenen bepaald wordt. De werkgever en de pensioeninstelling gaven een nieuwe interpretatie aan de pensioentoezegging, waardoor de pensioenrechten van de aangeslotenen minder omvangrijk werden dan in de interpretatie die er vóór 2000 aan werd gegeven.

De rechtbank van eerste aanleg te Hasselt sprak zich als volgt uit:

De pensioentoezegging neergeschreven in het pensioenreglement, maakt deel uit van de individuele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer.

Aangezien dat reglement deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst, moeten de regels voor interpretatie van contracten worden toegepast om de draagwijdte van het reglement te achterhalen. De oorspronkelijke en gemeenschappelijke bedoeling van de werkgever en de begunstigde werknemers bij de pensioentoezegging moet achterhaald worden.

De interpretatie van het pensioenreglement mag niet eenzijdig worden gewijzigd door de werkgever, noch door de pensioeninstelling die de pensioentoezegging moet uitvoeren volgens de bepalingen van het pensioenreglement.

Overeenkomstig de wet Aanvullende Pensioenen geldt als algemeen principe dat de beslissing tot invoering, wijziging of opheffing van een pensioentoezegging tot de uitsluitende bevoegdheid van de werkgever behoort. Deze eenzijdige wijzigingsbevoegdheid van de werkgever moet echter genuanceerd worden vanuit de bepalingen van het Belgisch recht die het eenzijdig wijzigingsrecht van de werkgever beperken. Enerzijds is er artikel 1134, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek dat bepaalt dat overeenkomsten niet kunnen worden herroepen dan met wederzijdse toestemming van de partijen en op gronden door de wet erkend. Anderzijds bepaalt artikel 25 van de Arbeidsovereenkomstenwet dat elk beding waarbij de werkgever zich het recht voorbehoudt de essentiële voorwaarden van de arbeidsovereenkomst eenzijdig te wijzigen, nietig is.

Uit de toepassing van deze artikelen op aanvullende pensioenplannen vloeit voort dat, wanneer een pensioenreglement geen wijzigingsbeding bevat, een eenzijdige wijziging door de werkgever van de bepalingen van het pensioenreglement niet aanvaardbaar is.

Alle beslissingen van de werkgever die een eenzijdige wijziging van de pensioentoezegging inhouden zijn dan ook in strijd met artikel 1134, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek. Deze beslissingen zijn dus niet rechtgeldig en bijgevolg niet tegenstelbaar aan de aangeslotenen of begunstigden.

Uit dit vonnis blijkt dus zeer duidelijk dat een werkgever (net als de uitvoerende pensioeninstelling) zich dient te houden aan de pensioentoezegging zoals die oorspronkelijk is overeengekomen met zijn werknemers. Hij kan deze pensioentoezegging niet eenzijdig wijzigen of er een nieuwe interpretatie aan geven waardoor de rechten van de aangeslotenen worden gewijzigd.

Bron: Eubelius, december 2009

Sigedis publiceert aangepaste versie van haar aangifte instructies

Sigedis heeft in april 2010 haar eerste versie van de aangifte-instructies gepubliceerd. Vanaf 2011 zal elke pensioeninstelling immers de opbouw en de betalingen van aanvullende pensioenen voor werknemers moeten registreren bij Sigedis. Vandaag publiceert Sigedis haar update document. Ook de XSD schema’s zijn nu (eindelijk) beschikbaar. Pension Architects volgt dit van nabij op.

Dit document beschrijft de aan de Databank Aanvullende Pensioenen (hierna DB2P) aan te geven gegevens zoals bedoeld in art. 5 van het KB DB2P (cf. infra). Hiertoe legt het document praktisch vast op welke manier de aangiftes moeten worden overgemaakt aan Sigedis en op welke manier de antwoorden door Sigedis worden teruggestuurd. Zo worden de instanties die aan de databank moeten aangeven alsook hun partners op de hoogte gebracht van de inhoud en het formaat van de te communiceren en te ontvangen bestanden. Er wordt verondersteld dat de lezer vertrouwd is met de ‘vaktermen’ die in het document voorkomen.

Aangifte-instructies_versie_01_01_NL

Dit document beschrijft de aan de Databank Aanvullende Pensioenen (hierna DB2P) aan te
geven gegevens zoals bedoeld in art. 5 van het KB DB2P (cf. infra). Hiertoe legt het document
praktisch vast op welke manier de aangiftes moeten worden overgemaakt aan Sigedis en op
welke manier de antwoorden door Sigedis worden teruggestuurd. Zo worden de instanties die
aan de databank moeten aangeven alsook hun partners op de hoogte gebracht van de inhoud en
het formaat van de te communiceren en te ontvangen bestanden. Er wordt verondersteld dat de
lezer vertrouwd is met de ‘vaktermen’ die in het document voorkomen.Dit document beschrijft de aan de Databank Aanvullende Pensioenen (hierna DB2P) aan te geven gegevens zoals bedoeld in art. 5 van het KB DB2P (cf. infra). Hiertoe legt het document praktisch vast op welke manier de aangiftes moeten worden overgemaakt aan Sigedis en op welke manier de antwoorden door Sigedis worden teruggestuurd. Zo worden de instanties die aan de databank moeten aangeven alsook hun partners op de hoogte gebracht van de inhoud en het formaat van de te communiceren en te ontvangen bestanden. Er wordt verondersteld dat de lezer vertrouwd is met de ‘vaktermen’ die in het document voorkomen.

Geen RSZ bijdrage van 8,86% op verzekering premievrijstelling en solidariteitsluik

In de RSZ richtlijnen voor het 2de kwartaal 2010 bevestigt men dat de bijdrage van 8,86% niet verschuldigd is op het gedeelte van de werkgeversstorting bestemd voor de financiering van het solidariteitsluik bedoeld in de WAP.

Deze vrijstelling van 8,86% geldt eveneens voor de bedragen betaald in het kader van een verzekering premievrijstelling. Zo een verzekering zorgt ervoor dat indien een verzekerde afwezig is ten gevolge van bepaalde omstandigheden (bv ziekte of ongeval) de premies voor de pensioenopbouw tijdens deze periode worden doorbetaald. Gedurende de arbeidsongeschiktheid, worden de betalingen voor het aanvullend pensioen dus gedaan door de verzekeraar i.p.v. de werkgever. Deze verzekering premievrijstelling is in feite een individueel systeem equivalent aan het solidariteitsluik in het kader van de WAP.

richtlijnen RSZ – 2de kw 2010 – 8,86 % vrijstelling solidariteitsplan en verzekering premievrijstelling

Regel 80% en pensioentoezeggingen

Als een zelfstandig zaakvoerder bezoldigd wordt door twee vennootschappen en bij beide geniet van pensioentoezeggingen, kan de verzekeringsonderneming, die optreedt als “pensioeninstelling”, bij de berekening van de 80%- begrenzing ex artikel 59, §1, 2° WIB92 ten behoeve van het attest af te leveren voor één van de vennootschappen, diens wettelijk pensioen omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldiging in beide ondernemingen.

Het VAPZ, in de zin van artikel 45 van de Programmawet (I) van 24 december 2002, moet voor deze berekening als extrawettelijk pensioen in rekening worden gebracht. Ook hier kan de verzekeringsmaatschappij het VAPZ omdelen in functie van de verhouding tussen de bruto jaarbezoldiging in de vennootschap A over de totale bruto jaarbezoldigingen in beide ondernemingen.

Bij de berekening van de 80%-regel met betrekking tot het attest dat hij ingevolge artikel 35, § 5, eerste lid, KB/WIB 92 aflevert bij de onderschrijving van een individuele pensioentoezegging voor één van de vennootschappen, mag rekening gehouden worden met het wettelijk pensioen en het VAPZ van de begunstigde, beperkt tot het proportioneel deel van de door deze vennootschap aan de begunstigde uitgekeerde bruto jaarbezoldigingen in de totale bruto jaarbezoldigingen van beide vennootschappen.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Continue reading “Regel 80% en pensioentoezeggingen”

Overeenkomst van aanvullende pensioentoezegging ten voordele van de zaakvoerder

De Administratie telt bij de bezoldigingen van de bestuurder van een vennootschap, de door die vennootschap aan een verzekeringsmaatschappij betaalde premies in het kader van een bedrijfsleidersverzekering. De Administratie acht immers dat het voordeel van het verzekeringscontract rechtstreeks toekomt aan de bestuurder, op basis van een overeenkomst houdende bijkomende pensioentoezegging gesloten tussen de vennootschap en haar bestuurder. Ten onrechte volgens het hof, daar de Administratie niet aantoont dat de betwiste premies definitief werden betaald in het exclusieve en individuele voordeel van de bestuurder en dat de Administratie zelfs niet voorstelt om te bewijzen dat er sprake is van veinzing.

Brussel 17 februari 2010, Fiscalnet 6 juli 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Verjaringstermijn niet-betaalde pensioenprestaties

De verjaringstermijn van niet-betaalde pensioenprestaties bedraagt 30 jaar in toepassing van art. 2262 B.W. Wanneer de vordering tot het bekomen van deze pensioenprestaties wordt ingesteld op grond van art. 1382 B.W., is het vertrekpunt van de verjaringstermijn het ogenblik waarop de fout, de schade en het oorzakelijk verband vaststaan. In casu is de schade pas ontstaan wanneer de rechthebbende geen aanpassingsvergoeding meer ontving.

Arbh. Gent 5 juni 2009, Socialweb 25 augustus 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010