Verjaringstermijn niet-betaalde pensioenprestaties

De verjaringstermijn van niet-betaalde pensioenprestaties bedraagt 30 jaar in toepassing van art. 2262 B.W. Wanneer de vordering tot het bekomen van deze pensioenprestaties wordt ingesteld op grond van art. 1382 B.W., is het vertrekpunt van de verjaringstermijn het ogenblik waarop de fout, de schade en het oorzakelijk verband vaststaan. In casu is de schade pas ontstaan wanneer de rechthebbende geen aanpassingsvergoeding meer ontving.

Arbh. Gent 5 juni 2009, Socialweb 25 augustus 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Verjaringstermijn niet-betaalde pensioenprestaties

De verjaringstermijn van niet-betaalde pensioenprestaties bedraagt 30 jaar in toepassing van art. 2262 B.W. Wanneer de vordering tot het bekomen van deze pensioenprestaties wordt ingesteld op grond van art. 1382 B.W., is het vertrekpunt van de verjaringstermijn het ogenblik waarop de fout, de schade en het oorzakelijk verband vaststaan. In casu is de schade pas ontstaan wanneer de rechthebbende geen aanpassingsvergoeding meer ontving.

Arbh. Gent 5 juni 2009, Socialweb 25 augustus 2010.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2010-2011, nr. 1, 15 september 2010

Verjaringstermijn in aanvullende pensioenen

Le point de départ de la prescription annale de l’action de l’employé en paiement d’un capital de pension complémentaire coïncide avec la date d’échéance de la police stipulant ce capital, et non avec celle de la cessation du contrat de travail. Le capital de pension complémentaire ne produit d’intérêts au taux légal qu’à dater de la mise en demeure adressé par l’employé à l’employeur.

Arbrb. Brussel 16 maart 2010, J.T. 2010, 425-427.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 6, 8 juli 2010

Verjaringstermijn in aanvullende pensioenen

Een werknemer beschouwt de stopzetting van de betaling van de pensioenbijdragen zonder dat hij daarvan op de hoogte werd gesteld als een contractuele tekortkoming en meent dat de contractuele aansprakelijkheid van de werkgever op grond van art. 1134 Burgerlijk Wetboek in het gedrang is. En indien de contractuele aansprakelijkheid niet wordt weerhouden, steunt de werknemer zijn vordering op de buitencontractuele aansprakelijkheid op grond van art 1382 Burgerlijk Wetboek.

Het Hof oordeelt dat in de mate de vordering gesteund is op de contractuele aansprakelijkheid wegens het niet betalen van bijdragen in de groepsverzekering en het niet informeren van de werknemer, deze vordering verjaard, nu bij het inleiden van de vordering meer dan 5 jaar was verstreken was sinds de stopzetting van de betaling en de inbreuk op de informatieplicht.

Het hof is van oordeel dat de werknemer geen grond aanwijst voor de extra contractuele aansprakelijkheid, onderscheiden van de contractuele tekortkoming. Het stopzetten van de toekenning van het loonsvoordeel en het niet informeren van een werknemer daarvan is een contractuele tekortkoming vanwege de werkgever, noch wijst hij een schade aan die onderscheiden is van deze die uit de contractuele tekortkoming voortvloeit.

Arbh. Brussel 18 mei 2010, A.R. nr. 2006/AB/49186, niet gepubliceerd.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 6, 8 juli 2010

Verjaring vordering aanvullende pensioenen

Op de vordering tot uitvoering van een verbintenis die ontstaan is uit een arbeidsovereenkomst maar met vervaldag na het beëindigen van die overeenkomst — in casu een vordering tot herberekening van een aanvullend pensioenkapitaal — is de in artikel 15 A.O.W bepaalde verjaringstermijn toepasselijk. Die verjaringstermijn vangt slechts aan op het ogenblik dat het recht opeisbaar wordt.

Een betwisting die betrekking heeft op de interpretatie en toepassing van een pensioenplan is een betwisting die uitsluitend de uitvoering van de verbintenissen opgenomen in het kader van de arbeidsovereenkomst en het daarin geïntegreerde pensioenplan tot voorwerp heeft en kan enkel ingesteld worden tegen de werkgever.

Arbh. Brussel 5 mei 2009, J.T.T. 2009, 393-394.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2009-2010, nr. 2, 27/11/2009

(Geen) verjaring van het aanvullend pensioen uitbetaald in renten

Bij de uitbetaling van een pensioen in maandelijkse renten is de aanvangsdatum van de verjaringstermijn van één jaar (artikel 15 van de arbeidsovereenkomstenwet) telkens de dag waarop elke verschuldigde maand termijn eisbaar werd (artikel 2279 BW). De vordering tot betaling van ouderdomspensioenen voor de maanden na de inleidende dagvaarding is dan ook niet verjaard.

Arbh. Antwerpen 28 mei 2008, A.R. nr. 2070414, ongepubl.

Bron: Leergang Pensioenrecht 2008-2009, nr. 1