Sectorrapport inspectie actuariële functie

Een IBP moet de verantwoordelijken voor haar sleutelfuncties en hun eventuele medewerkers in staat stellen om hun taken daadwerkelijk op een objectieve, eerlijke en onafhankelijke manier te vervullen.

Om de naleving van deze wettelijke verplichting in de praktijk na te gaan heeft de FSMA een inspectiecampagne op het getouw gezet. De inspecties waren in het bijzonder gericht op het onderzoek van de onafhankelijke werking van de actuariële functie alhoewel die problematiek ook bij andere sleutelfuncties kan voorkomen.

Het opzet van de inspecties was het onderzoek van het beheer van het belangenconflict dat kan voortvloeien uit het samengaan in hoofde van dezelfde dienstverlener van de uitoefening voor eenzelfde IBP van de actuariële functie enerzijds en operationele taken of consultancyopdrachten anderzijds, voor zover die taken of opdrachten relevant zijn voor de actuariële functie of binnen haar controledomein vallen.

De FSMA heeft haar bevindingen met betrekking tot de inspectiecampagne in een globaal sectorrapport gebundeld. De FSMA geeft in dit verslag ook meer toelichting bij de kwalificatie van het belangenconflict in het kader van de uitoefening van de actuariële functie en van andere werkzaamheden door perso(o)n(en) die de actuariële functie vervul(t)(len). Verder formuleert de FSMA een aantal goede praktijken en verbeterpunten.

sectorverslag NL

FSMA onderzoek over de uitbetaling van het aanvullend pensioen

De FSMA voltooide een onderzoek om te verifiëren of de pensioeninstellingen de termijnen verbonden aan de uitbetaling van het aanvullend pensioen respecteren, zowel voor wat betreft de informatieverstrekking over het uit te betalen pensioen als de eigenlijke uitbetaling.

Dit onderzoek werd uitgevoerd op basis van een steekproef van 1 076 wettelijke pensioneringen die zich hebben voorgedaan in 2019. De onderzochte dossiers betroffen zowel werknemers als zelfstandigen. Het kon hierbij gaan om de uitbetaling van een aanvullend pensioen opgebouwd binnen een sectorale pensioentoezegging, dus verbonden aan de sector van tewerkstelling, maar ook om aanvullende pensioenen toegekend door een onderneming aan de werknemers of de bedrijfsleiders, evenals pensioenovereenkomsten van zelfstandigen.

De onderzoeksresultaten tonen aan dat de termijnen verbonden aan de uitbetaling van het aanvullend pensioen in de regel goed gerespecteerd worden door de pensioeninstellingen, wanneer het gaat om de uitbetaling van een pensioen toegekend door een onderneming of een aanvullend pensioen opgebouwd door een zelfstandige.

De situatie ligt iets moeilijker voor de pensioeninstellingen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van sectorale pensioenstelsels. Dit wordt verklaard door het feit dat deze pensioeninstellingen aangewezen zijn op de gegevens die hen per trimester ter beschikking worden gesteld via de Kruispuntbank voor sociale zekerheid (KSZ).

fsma_2021_14_nl

De tweede pensioenpijler in beeld – Overzicht 2020

De FSMA publiceert jaarlijks een aantal kerngegevens over het aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen. De jongste editie van ‘De tweede pensioenpijler in beeld’ bevat de pensioengegevens op 1 januari 2020.

De tweede pensioenpijler omvat de aanvullende pensioenen die mensen opbouwen  in het kader van hun loopbaan als werknemer of zelfstandige. Dit aanvullend pensioen komt bovenop het wettelijk pensioen.

De pensioenwebsite Mypension.be verzamelt in haar databank DB2P gegevens over het aanvullend pensioen.

In totaal zijn er dit jaar 3.950.000 mensen met een aanvullend pensioen. Dit is een stijging van vijf procent ten opzichte van 2019. Dit aantal stemt overeen met circa 78 procent van de beroepsbevolking.

De opgebouwde pensioenrechten vertegenwoordigen een totaalbedrag van 91,46 miljard euro. Dat is zeven procent meer dan in 2019.

De opgebouwde pensioenrechten bij de werknemers bedragen 63,1 miljard euro en bij de zelfstandigen 28,3 miljard euro.

De organisatie van het aanvullend pensioen hangt nauw samen met het professioneel sociale zekerheidsstatuut. 85 procent van de mensen met een aanvullend pensioen bouwt pensioenrechten op als werknemer, negen procent als zelfstandige en zes procent als werknemer én zelfstandige.

Het initiatief voor de opbouw van een pensioenplan voor werknemers gaat meestal uit van de werkgever. Het initiatief kan ook uitgaan van een bedrijfssector. In totaal bedragen de opgebouwde pensioenreserves in het kader van een ondernemingsplan 52,8 miljard euro tegenover 5,2 miljard euro in een sectorplan. Deze bedragen houden geen rekening met de pensioenreserves die werknemers opbouwen in bijvoorbeeld een onthaalstructuur.

Werknemers die geen of slechts een heel klein aanvullend pensioen opbouwen bij hun werkgever of sector, kunnen bovendien op eigen initiatief een Vrij Aanvullend Pensioen voor Werknemers (VAPW) onderschrijven. Voor dit aanvullend pensioenproduct beschikt DB2P voor de eerste keer over cijfers.

Een zelfstandige kan op individuele basis een aanvullend pensioen opbouwen via het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ). Als een zelfstandige het statuut heeft van zelfstandige bedrijfsleider kan de onderneming voor hem een aanvullend pensioen opbouwen. Zelfstandigen die hun professionele activiteit niet in een vennootschap uitoefenen hebben de mogelijkheid om een pensioen bijeen te sparen via het Vrij Aanvullend Pensioen voor de Zelfstandigen actief als Natuurlijk Persoon (VAPZNP).

Zelfstandigen bouwden in totaal in het kader van een VAPZ-contract 8,6 miljard euro aan pensioenreserves op, tegenover 19,6 miljard euro aan pensioenreserves voor de zelfstandige bedrijfsleiders en 70,4 miljoen euro binnen het aanvullende pensioenproduct VAPZNP.

De gemiddelde verworven reserve van wie een aanvullend pensioen opbouwt en de pensioenleeftijd nadert – de leeftijdscategorie van 55 tot 64-jarigen – bedraagt 56.057 euro. Achter dit globale gemiddelde gaan grote verschillen schuil. Zo bedraagt de mediaanreserve voor de 55-64-jarigen slechts 9.118 euro.

Bij mannen ligt de gemiddelde verworven reserve voor die leeftijdscategorie op 71.171 euro. Dat is een stuk hoger dan bij vrouwen (33.210 euro).

Ook tussen de professionele statuten zijn er grote verschillen qua verworven reserves. Zo beschikt een zelfstandige bedrijfsleider gemiddeld over een pensioenreserve van 84.258 euro, terwijl een aangeslotene bij een sectoraal pensioenplan voor werknemers gemiddeld beschikt over een reserve van 2.475 euro.

Verzekeringsondernemingen beheren ongeveer viervijfde van de pensioenreserves, waarvan ruim 80 procent in een tak 21-verzekeringsproduct.

sectoroverzicht_2020

FSMA onderzoek naar transparantie over kosten en rendementen bij pensioenplannen

Verzekeraars en pensioenfondsen moeten transparanter communiceren over de kosten en rendementen van pensioenplannen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Op basis van haar vaststellingen formuleert de FSMA in een mededeling haar verwachtingen. Ze identificeert ook goede praktijken en stelt modeldocumenten ter beschikking van de sector.

Het onderzoek gaat over de communicatie over de aangerekende kosten en het behaalde rendement bij pensioenplannen (tweede pijler) van het type vaste bijdragen. Bij dit type pensioenplan stort de werkgever periodiek een bepaalde bijdrage voor de opbouw van een aanvullend pensioen, maar garandeert hij niet het bedrag dat de werknemer uiteindelijk als aanvullend pensioen zal ontvangen. Dat bedrag hangt af van de kosten die worden ingehouden en het rendement dat met het beleggen van de bijdragen wordt behaald. De aangesloten werknemer draagt dus zelf in belangrijke mate de gevolgen van al te hoge kosten, een ondermaats rendement of risicovolle beleggingen. Het is dan ook belangrijk dat hij daarover begrijpelijke en volledige informatie krijgt.

De FSMA onderzocht in welke mate een werknemer op basis van de hem verstrekte informatie een correct en begrijpelijk zicht krijgt op alle elementen die rechtstreeks of onrechtstreeks een invloed hebben op zijn aanvullend pensioen. Zij analyseerde hiertoe het pensioenreglement, het transparantieverslag en de jaarlijkse pensioenfiche van een honderdtal pensioenplannen.

Uit het onderzoek blijkt dat er een noodzaak bestaat aan transparantere communicatie over kosten en rendement.

De FSMA heeft naar aanleiding van haar onderzoek een mededeling gepubliceerd met haar belangrijkste bevindingen en haar verwachtingen ten aanzien van de sector inzake financiële transparantie bij pensioenplannen van het type vaste bijdragen.

De mededeling omvat ook een aantal goede praktijken die de FSMA aanbeveelt. Het gaat om praktijken die werden vastgesteld tijdens het onderzoek. Ze komen de begrijpelijkheid en de transparantie sterk ten goede, maar zijn op grond van de huidige wetgeving niet verplicht. Zo stelde de FSMA vast dat een aantal pensioenfiches concrete informatie over de aangerekende kosten en het behaalde rendement op een heel bevattelijke manier vermeldde, ook al is deze vermelding in de pensioenfiche vooralsnog niet wettelijk verplicht.

De FSMA heeft voorts haar verwachtingen en aanbevelingen vertaald naar enkele concreet uitgewerkte modeldocumenten, die de sector kunnen inspireren.

Uit het onderzoek bleek dat de aangerekende kosten en het behaalde rendement bij een derde van de onderzochte pensioenplannen in geen enkel document werden vermeld. In alle gevallen waar de wettelijke voorschriften niet volledig nageleefd werden, is de FSMA bij de pensioeninstellingen tussengekomen om hieraan te remediëren.

fsma_2017_19_nl

Tweejaarlijkse verslagen betreffende de sectorale pensioenstelsels en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen

De FSMA publiceert de zesde editie van de tweejaarlijkse verslagen betreffende de sectorale pensioenstelsels en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen, die handelen over de jaren 2014 en 2015. De belangrijkste vaststellingen voor de sectorale pensioenstelsels zijn dat het aantal actieve aangeslotenen tussen 2013 en 2015 stabiel is gebleven en dat er slechts sprake is van een lichte verhoging van de gemiddelde bijdrage per aangeslotene. Wat betreft het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen werd vastgesteld dat opnieuw steeds meer gepensioneerde zelfstandigen een vrij aanvullend pensioen genieten.

De Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) uit 2004 had als voornaamste doelstelling om de toegang tot de tweede pensioenpijler te “democratiseren”. Daartoe werd een kader gecreëerd voor de invoering van pensioenplannen op het niveau van de bedrijfssectoren. Deze sectorale pensioenstelsels zijn omwille van hun breed toepassingsgebied, meer dan pensioenplannen op het niveau van de onderneming, in staat om grote groepen werknemers te bereiken.

De Wet betreffende het vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (WAPZ), eveneens van kracht sinds 2004, had hetzelfde objectief, namelijk de democratisering van de opbouw van aanvullende pensioenen voor zelfstandigen. Daarnaast beoogde de WAPZ ook om de verschillende bestaande pensioenregimes voor zelfstandigen te harmoniseren.

De tweejaarlijkse verslagen van de FSMA hebben als doel om de evolutie van de sectorale pensioenstelsels en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen op te volgen.

De voornaamste vaststellingen inzake sectorale pensioenstelsels zijn de volgende:

  • eind 2015 komt men op een totaal van 49 sectorale pensioenstelsels. 2 van die stelsels zijn van kracht geworden tijdens de periode 2014-2015. Evenwel kan men vaststellen dat bepaalde bedrijfstakken achterblijven en nog geen sectorale pensioenstelsels hebben ingevoerd;
  • het aantal actieve aangeslotenen bij sectorale pensioenstelsels is tussen 2013 en 2015 stabiel gebleven, rond 1.211.584. De verbreding van de tweede pijler binnen sectorale pensioenstelsels is bijgevolg niet danig geëvolueerd;
  • in een aantal sectoren werd de bijdrage verhoogd. Dit leidde tot een lichte verhoging van de gemiddelde bijdrage per aangeslotene. Dat neemt niet weg dat de bijdrageniveaus van de meeste sectorale pensioenstelsels bescheiden blijven, waardoor de aangeslotenen bijgevolg ook lage voordelen opbouwen;
  • wat de aard van de toegezegde voordelen betreft worden de trends die in vorige verslagen werden vastgesteld, bestendigd. De overgrote meerderheid van de sectorale pensioenstelsels zijn stelsels van het type vaste bijdragen die voorzien in de uitbetaling van een pensioenkapitaal en in de terugbetaling van de opgebouwde reserves bij overlijden;
  • het rendement gewaarborgd door de inrichter of de verzekeringsonderneming bedroeg in 2015 bij de helft van de pensioenstelsels nog 3,25% of meer. Er is echter wel een algemene trend naar lagere gewaarborgde rendementen vast te stellen;
  • het succes van de sociale pensioenstelsels neemt opnieuw een beetje toe. In 2015 waren ongeveer de helft van de sectorale pensioenstelsels sociale stelsels;
  • ten slotte kan worden vastgesteld dat het aanmoedigen van rente-uitkeringen, een uitdrukkelijke betrachting van de WAP, niet succesvol is. Geen enkel van de recent ingevoerde sectorale pensioenstelsels voorziet standaard in rente-uitkeringen en van het wettelijk recht om kapitalen om te zetten in rente werd geen gebruik gemaakt.

De voornaamste vaststellingen betreffende het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen zijn:

  • de dekkingsgraad van zelfstandigen blijft toenemen: in 2015 bedroeg de dekkingsgraad van zelfstandigen in hoofdberoep 48%, de dekkingsgraad voor alle zelfstandigen samen bedroeg 33%;
  • meer dan één derde van de zelfstandigen (36 %) betaalt bijdragen voor een vrij aanvullend pensioen waaraan een solidariteitsluik is gekoppeld, maar slechts 3% van de aangeslotenen bij dit type overeenkomsten ontving in 2015 daadwerkelijk solidariteitsprestaties. Deze cijfers blijven dus stabiel in vergelijking met 2013;
  • het gemiddeld gewaarborgd rendement heeft de neiging in de loop van de tijd te dalen: in 2015 bedroeg het gemiddeld gewaarborgd rendement 1,84 %, terwijl er in 2005 nog sprake was van 3,04%. Een verklaring daarvoor kan teruggevonden worden in het feit dat een stijgend aantal producten op de markt werden gebracht met een gewaarborgd rendement van 0%. Deze daling van het gewaarborgde rendement wordt spijtig genoeg niet gecompenseerd via de toekenning van winstdeelnames. Deze winstdeelnames bedragen gemiddeld 0,95% waardoor zij het gemiddelde globale rendement in 2015 op 2,79% brengen (tegenover 2,99% in 2013);
  • men stelt een sterke stijging vast van het aantal zelfstandigen dat een vrij aanvullend pensioen heeft genoten: 7.332 personen in 2015 tegenover 1.814 in 2006. Dit aantal komt neer op 35% van de zelfstandigen die in 2015 met pensioen zijn gegaan. Dit is een sterke stijging in vergelijking met 2013 (21%) en zeker ten opzichte van 2006 (14%), datum van de eerste beschikbare cijfers;
  • de uitbetaling in de vorm van een rente kent nog steeds een beperkt succes: 97% van de prestaties wordt uitbetaald onder de vorm van een kapitaal, 2% onder de vorm van een rente en 1% is het resultaat van de omzetting van een kapitaal in rente;
  • het gemiddeld uitbetaald pensioenkapitaal bedraagt in 2015 27.342 EUR;
  • het totale bedrag van de technische provisies verbonden met de contracten die voorzien in een vrij aanvullend pensioen (en RIZIV) komt in 2015 neer op meer dan 7 miljard EUR. Deze contracten werden gespijsd via bijdragen die neerkomen op een bedrag van 656.684.608 EUR. Het gemiddelde bedrag van de bijdragen per actieve aangeslotene stijgt elk jaar lichtjes. Zo bedroeg deze gemiddelde bijdrage in 2015 1.938 EUR.

fsma_sp_2017_nl

fsma_wapz_2017_nl

Mededeling van de jaarrekening, statistieken en erbij te voegen documenten voor het boekjaar 2016

Sinds vorig jaar is de FSMA afgestapt van de vaste rapporteringsdatum op 30 april. Sedertdien moeten de IBP’s de volledige FiMIS-rapportering overmaken ten laatste drie weken vóór de algemene vergadering waarop de jaarrekening zal worden goedgekeurd. Indien de algemene vergadering nog wijzigingen aanbrengt aan het ontwerp van jaarrekening, kunnen deze wijzigingen in de rapportering worden doorgevoerd tot 30 juni. De IBP’s worden gevraagd de datum van deze algemene vergadering uiterlijk tegen 28 februari 2017 per e-mail te bevestigen op het adres pensions@fsma.be.

De FSMA verzoekt de IBP’s niet alleen haar de rapporteringsstaten binnen de gestelde termijnen toe te sturen, maar haar ook onmiddellijk in kennis te stellen van belangrijke feiten die zich tijdens het boekjaar voordoen en die een impact hebben op de werking van de IBP.

In dit kader wenst de FSMA nogmaals de nadruk te leggen op de aanhoudend lage rentevoeten en de impact hiervan op het verwacht rendement van de beleggingsportefeuille van de IBP. De FSMA verwacht dat de IBP deze impact inschat en zich een oordeel vormt over het nog gepast karakter van de actualisatievoet voor de berekening van de technische voorzieningen.

Indien de daling van het verwachte rendement niet gepaard gaat met een evenredige daling van de actualisatievoet gebruikt voor de berekening van de langetermijn technische voorzieningen, kan dit mogelijks een vertekend beeld geven van de daadwerkelijke dekkingsgraad van de verplichtingen en kan een onderliggend financieringstekort worden miskend.

Voor situaties waarbij de marktrente een rechtstreekse impact heeft op het niveau van de technische voorzieningen, voornamelijk in het geval van de korte termijn voorzieningen, worden de instellingen gevraagd bijzonder aandachtig te zijn voor de onmiddellijke impact op de dekkingsgraad bij een verlaging van de marktrente. In geval er zich een tekort voordoet, verwacht de FSMA dat de instellingen tijdig en proactief de nodige herstel- of saneringsmaatregelen treffen en hiervoor niet de afsluiting van het boekjaar af te wachten.

fsma_2017_01

 

Onderverdeling van de dekkingswaarden

De IBP-rapportering zal vanaf het boekjaar 2014 een aantal veranderingen ondergaan.

Een van die wijzigingen slaat op de onderverdeling van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen en de activa die als tegenwaarde dienen van de solvabiliteitsmargegrondig.

Deze wijziging streeft een drievoudig oogmerk na:

  • Vooreerst wenst de FSMA een nog beter inzicht te krijgen in de beleggingen van IBP’s en de daarmee verbonden risico’s;
  • De nieuwe indeling wil ook een aantal onduidelijkheden wegwerken met het oog op een meer uniforme en dus vergelijkbare rapportering;
  • Ten slotte beoogt de nieuwe indeling om beter te kunnen antwoorden op vragen naar informatie van instanties zoals Eiopa en de OESO.

Gelieve als bijlage de nieuwe samenvattende opgave van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen te vinden. De inhoud van de samenvattende staat van de activa die als tegenwaarde dienen van de solvabiliteitsmarge is dezelfde.

Dekkingswaarden_van_de_technische_voorzieningen

Circulaire FSMA_2014_14 van 15/12/2014 betreffende de jaarrekening

Gelieve in bijlage de Circulaire FSMA_2014_14 van 15 december 2014 betreffende de jaarrekening van de Instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening te vinden. Deze circulaire vervangt circulaire CBFA_2008_15 van 1 juli 2008. Net zoals de vorige circulaire verschaft zij meer duidelijkheid over een aantal bepalingen inzake de jaarrekening van de IBP’s. Ze beoogt op deze wijze het opstellen van de jaarrekening te vergemakkelijken en de transparantie van de rapportering te verbeteren.

De circulaire treedt onmiddellijk in werking en zal dus gelden voor de jaarrekening over het boekjaar 2014.

circulaire_jaarrekening_IBPs

Circulaire FSMA 2014

De Circulaire FSMA_2014_01 betreffende de mededeling van de jaarrekening, statistieken en erbij te voegen documenten voor het boekjaar 2013: fsma_2014_01 De bijlagen:

  1. Activa die als tegenwaarde dienen van de solvabiliteitsmarge: fsma_2014_01-1
  2. Samenvattende opgave van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen op 31/12/2013: fsma_2014_01-2
  3. Gedetailleerde lijsten van de dekkingswaarden van de technische voorzieningen op 31/12/2013: fsma_2014_01-3
  4. Uitsplitsing van de technische voorzieningen: fsma_2014_01-4
  5. Financiering: fsma_2014_01-5
  6. Prestaties uitgesplitst naar hun aard: fsma_2014_01-6
  7. Aantal aangeslotenen: fsma_2014_01-7
  8. Financiële toestand: fsma_2014_01-8
  9. P 40-rapportering:fsma_2014_01-9
  10. Opvolging herstel- en saneringsmaatregelen: fsma_2014_01-10

Tweejaarlijks verslag betreffende de sectorale pensioenstelsels

De wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) heeft de reglementering voor en het toezicht op de aanvullende pensioenen met ingang van 1 januari 2004 uitgebreid tot de sectorale pensioenstelsels. Sectorale pensioenstelsels zijn aanvullende pensioentoezeggingen die worden ingevoerd op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst in de schoot van een paritair comité of subcomité.

Om de evolutie van de sectorale pensioenstelsels te kunnen volgen, heeft de wetgever de FSMA de opdracht gegeven om daarover tweejaarlijks een verslag op te stellen (artikel 50 van de WAP).

De gegevens in dit verslag zijn gebaseerd op de antwoorden die de sectorale inrichters en de pensioeninstellingen verstrekken op jaarlijkse vragenlijsten. De vragenlijst is als bijlage bij dit verslag gevoegd. De vragenlijsten worden aan de sectorale inrichters of de door hen gemandateerde contactpersonen gestuurd aan het einde van het eerste halfjaar van het jaar X + 1. De meeste sectoren slagen erin om de gevraagde gegevens voor eind september aan de FSMA te bezorgen. Een aantal sectoren slaagde hier pas in tegen het einde van het jaar X + 1. De binnenkomende gegevens worden gecontroleerd op hun volledigheid en consistentie met de in het verleden gerapporteerde data. Waar nodig worden op grond daarvan bijkomende gegevens opgevraagd. Van zodra de gegevens als volledig en correct worden beschouwd kan de FSMA starten met de opstelling van het verslag en de bijhorende statistische bijlagen. De analyses en redactie vinden plaats in de eerste jaarhelft van het jaar X + 2. Zo handelt dit verslag over de jaren 2010 en 2011.

fsma_sp_2013